Het zijn prachtige tijden. Ik fietste vandaag door uitgestorven straten van de door het virus geteisterde stad. Sneeuwjachten, poolwinden en strenge vorst zitten eraan te komen en de stad maakt zich klaar voor een ouderwetse winter. Het is de volgende mentale klap die de mensen moeten zien te verwerken. Na de avondklok noopt de vorst het volk nu voor de zoveelste avond als een zombie op de bank te gaan zitten en zich miserabel te voelen. De commercie springt er handig op in. Gisteren zag ik drie commercials achter elkaar op de televisie waarin pilletjes en goedjes tegen depressies en sombere stemmingen werden aanprezen. Depressie is big business. Als aasgieren stort het Grootkapitaal zich op de weerloze consument. Hoe anders is dat toch met mij. Mijn verhouding met de maatschappij is als die van een stel communicerende vaten. Hoe meer de maatschappij lijdt, des te beter ik me voel. Dat de maatschappij lijdt staat buiten kijf. Het gejank en geklaag is niet van de lucht. Dagelijks