Het was een prachtige herfstochtend en het bos lag er sprookjesachtig bij. De kilte die vanaf de grond opsteeg mengde zich met de lauwwarme zonnestralen die zich een weg boorden door de met bonte herfstkleuren getooide bomen. Een schitterend pallet aan kleuren streelde mijn hoornvliezen en even leek het weer alsof ik als kleine jongen teruggetrokken in mijn kleine wereldje op mijn zolderkamertje met mijn kindermozaïek zat te spelen. Een warm gevoel maakte zich van me meester toen ik eekhoorntjes tussen het bosschage en de paddenstoelen zag rondscharrelen op zoek naar proviand voor de lange, donkere winter die er aan zat te komen. Wat een rakkers zijn het toch die langstaartige zoogdiertjes. Ik liep een zijpad in en door de spinnenwebben die het pad overwelfden zag ik de contouren van een deur. Een deur? Hier midden in het bos? Daar moest ik het fijne van weten. De deur ging open toen ik er naar toe liep en er kwam een klein parmantig ventje uit van hooguit vier turven hoog en, schatt