Doorgaan naar hoofdcontent

Achter de deur.

 





Het was een prachtige herfstochtend en het bos lag er sprookjesachtig bij. De kilte die vanaf de grond opsteeg mengde zich met de lauwwarme zonnestralen die zich een weg boorden door de met bonte herfstkleuren getooide bomen. Een schitterend pallet aan kleuren streelde mijn hoornvliezen en even leek het weer alsof ik als kleine jongen teruggetrokken in mijn kleine wereldje op mijn zolderkamertje met mijn kindermozaïek zat te spelen. Een warm gevoel maakte zich van me meester toen ik eekhoorntjes tussen het bosschage en de paddenstoelen zag rondscharrelen op zoek naar proviand voor de lange, donkere winter die er aan zat te komen. Wat een rakkers zijn het toch die langstaartige zoogdiertjes.


Ik liep een zijpad in en door de spinnenwebben die het pad overwelfden zag ik de contouren van een deur. Een deur? Hier midden in het bos? Daar moest ik het fijne van weten. De deur ging open toen ik er naar toe liep en er kwam een klein parmantig ventje uit van hooguit vier turven hoog en, schatte ik, niet ouder dan een jaar of tien. Hij ging in de kleermakerszit zitten en keek me aan.

' Hoi ', zei ik.

' Hoi ', zei hij.

Hierna trad de grote stilte in, het gesprek stokte. Het mannetje haalde een doosje uit zijn binnenzak. Opgegroeid met en connaisseur van het sprookje Sneeuwwitje herkende ik meteen het ebbenhouten karakter van het doosje. Het mannetje opende het doosje en haalde er een tevens van ebbenhout gemaakte pijp uit tevoorschijn. Uit zijn borstzak haalde hij een fluwelen doekje en begon te pijp op te poetsen. De pijp begon dadelijk te glimmen als ware het een in slaolie ondergedompelde biljartbal. Uit zijn linker broekzak trok hij een ander ebbenhouten doosje. Hij opende het dekseltje en haalde er een pluk tabak uit. Het mannetje begon zijn pijp te stoppen. Nadat hij zijn pijp gestopt had stopte hij deze in zijn mond en begon op het mondstuk te sabbelen. Hij keek me aan en minuten verstreken. ' Moet je je pijp niet aansteken? ' ' Wat denk je zelf? ', zei hij. ' Ik ben tien jaar oud en hooguit vier turven hoog. Een kind hoort niet te roken. Kan ik je daarentegen iets te drinken aanbieden? ' ' Graag. Wat heb je ventje? ' ' Een trappist, een dubbele bruine uit Westmalle. ' Uit zijn achterzak haalde hij een kelk en een fles dubbele bruine uit Westmalle tevoorschijn. ' Dank je ', zei ik en ik liet zachtjes mijn kelk volstromen met het bitterzoete vocht. Mijn lippen zetten zich aan de crèmekleurige schuimkraag en ik sloot mijn ogen om ten volste te kunnen genieten van de aroma’s en de bitters. Toen ik mijn ogen langzaam opende zag ik het mannetje oplossen in de lucht, alsof hij een flard nevel was. Ik hoorde hem nog net ' Het voorgerecht zal volgen ' zeggen. Ik was met stomheid geslagen, hij was weg. Ik liep naar de deur en wilde deze openen. De deur zat dicht, er was geen beweging in te krijgen. De kelk met de dubbele Bruine uit Westmalle hing in mijn hand. Ik liep om de deur heen en draaide me om. De deur was verdwenen. Ik hallucineer en moet minder gaan drinken was het eerste wat in me op kwam.


De volgende dag besloot ik wederom een boswandeling te maken. Peter Kuipers Munneke had voor vijf dagen stabiel, prachtig herfstweer voorspeld en ik besloot het er deze week flink van te nemen. Ik nam dezelfde route en wederom trof ik op het met spinnenwebben overwoekerde pad de deur. Weer ging de deur open en kwam hetzelfde parmantige ventje naar buiten lopen.

' Hoi ',  begon hij ditmaal het gesprek.

' Hoi ' zei ik.

Weer die stilte hierna. Hij haalde een fles wijn en een bordje met eten tevoorschijn. 'Alsjeblieft', “ zei hij. ' Het voorgerecht, gebakken paddenstoelen. ' Het ventje haalde twee glazen uit zijn achterzak en een fles Pinot Noir. ' Pinot Noir past goed bij dit gerecht. Ik zal je een glas inschenken. ' Hij schonk mijn glas vol en liet zijn eigen glas leeg. ' Ik neem aan dat je niet hardleers bent en ik je niet nogmaals hoef uit te leggen dat het niet bon ton is als een knaapje van vier turven hoog en tien jaar oud wijn gaat drinken. ' Ik nam een slok van de wijn en sloot mijn ogen om ten volste van de fruitige en aardse smaak te genieten welke zo goed past bij de gebakken paddenstoelen. Toen ik mijn ogen open deed kon ik hem nog net zien verdwijnen. ' Het hoofdgerecht zal volgen ' hoorde ik hem nog grinniken. Ik probeerde de deur te openen maar deze zat dicht. Ik liep om de deur heen en draaide me om. De deur was verdwenen. Met een bord paddenstoelen en een glas pinot noir in mijn handen liep ik het bos uit. 

        

De volgende ochtend besloot ik nogmaals een boswandeling te maken. Ik nam dezelfde route en wederom trof ik op het met spinnenwebben overwoekerde pad de deur. Ik liep naar de deur en ditmaal ging deze niet open en kwam het parmantige ventje niet naar buiten zetten. Ik nam de deurknop in mijn handen en trok er zachtjes aan. Piepend en krakend opende de deur zich. Twee meter voor me stond een met een spierwit damasten tafelkleed gedekte ronde tafel. In het midden van de tafel lag een felrode appel. Ik haalde een zakdoek uit mijn broekzak en begon de appel op te poetsen. Deze begon te glimmen als ware het een in slaolie ondergedompelde biljartbal. De appel zag er verrukkelijk uit en ik kon me niet meer beheersen. Ik zette mijn tanden erin en zwarte gordijnen vielen als schellen voor mijn ogen.   


Ik werd wakker en had het ontzettend warm. Ik was vastgebonden en kon me niet verroeren. Mijn rug deed zeer en ik zag dat ik op een gietijzeren plaat lag. Achter me hoorde ik het geruis van vlammen. Het parmantige ventje stond voor me met zijn rug naar me toegekeerd. Hij draaide zich om en ik keek in de afschuwelijkste tronie die ik ooit had gezien. Twee bloeddoorlopen ogen waar geen gevoel in zat staarden me aan. Eucalypta was een schoonheid vergeleken bij deze heks-achtige verschijning. “ Knibbel knabbel knuisje, Knibbel knabbel knuisje “ begon ze te mompelen. ' MEVROUW!!! MEVROUW!!! ', hoorde ik mezelf krijsen. ' U haalt twee sprookjes door elkaar!!! Waar is mijn hoofdgerecht? Ik heb mijn hoofdgerecht nog niet gehad!!! '  'Het hoofdgerecht ben jij ',  hoorde ik een krakende stem zeggen terwijl ik in de oven werd geschoven en ik mijn schedel voelde smelten in de om zich heen graaiende vlammen.

 

 

Foto :  Kuijs fotoprint 



Reacties

Populaire posts van deze blog

Trammetje 8

  Ik ben woonachtig in een stad die voornamelijk bekend staat om diens uiterlijk van glas en staal. Als niets ontziende speren schieten torens van glas, staal en beton de lucht in. Toch heeft mijn stad oude wijken waar de geschiedenis nog voelbaar en zichtbaar is. Een van die wijken is het Oude Noorden. Deze wijk is gelegen tussen de Noordsingel, de Bergweg, Noorderkanaalweg, Soetendaalsekade, Zwaanshals, Zwaanshalskade en de Zaagmolenkade. Een nauwe stadswijk omringd door een gordel van groen langs de Rotte en de Noordsingel. E r is iets met deze wijk. Als er afscheid wordt genomen van de zomer en de dagen korter en korter worden gebeuren er dingen die niet te begrijpen zijn. Mensen die het hebben meegemaakt en het hebben proberen te verklaren zijn volkomen krankzinnig naar het gekkenhuis afgevoerd. Hoewel ik zelf nooit getuige ben geweest van vreemde gebeurtenissen kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Vooral als ik tegen zonsondergang op één van mijn lievelingsplekken sta: op de

Dat is dan vijfentwintig cent.

    Ik loop richting de Coolvest, draai me om en kijk de Raamstraat in. Nog een paar weken en dan wordt de Zandstraatbuurt gesloopt. Eindelijk heeft Burgemeester Zimmerman dan zijn zin gekregen. De paupers zullen als ratten uit hun holen verjaagd worden. De krotten worden gesloopt en een nieuw stadhuis en modern postkantoor zullen ervoor in de plaats verschijnen. Er moet een stadsboulevard van allure komen. Het zal mij benieuwen. Wat zal ik de wijk gaan missen. Ontelbare uren heb ik er in de groezelige bierhuizen doorgebracht met een glas donker bier in mijn hand en een pak kaarten in mijn binnenzak. Het leven hier ligt mijlenver van dat van mij aan de Leuvehaven. De wereld van de Zandstraatbuurt, de wereld van de sloebers, alcoholisten, souteneurs, hoeren en ander gespuis. Ik veracht ze, maar oh wat heb ik ze nodig om me goed te voelen. Het geluk heeft me toegelachen  vanavond  tijdens het kaarten. Minstens vijfentwintig guldens rammelen in mijn zak. De laatste partij hebben ze me mo

Schipper mag ik overvaren?

  “Twee keer een overtocht, dat is dan samen zeven euro en vijftig cent mijnheer.“ “ Zeven euro vijftig voor twee tickets mijnheer.“ “ Euh….Sorry? Wat? “ “Voor de overtocht. Zeven euro vijftig.“ “Ja natuurlijk. Hier. Ik was even aan het dagdromen.“ “Zijn we weer op aarde eenzame fietser?,“ hoor ik achter me. Ik draai me om en kijk in het lachende gezicht van Ome Beertje. Op zijn blakende hoofd zit een pet van Sankt Pauli. “Je zat zeker weer in een andere dimensie,“ grijnst hij. “Een soort van Ome Beertje hahaha." Ome Beertje is mijn grote vriend. We kennen elkaar al zo lang dat we eigenlijk niet meer weten wanneer we in elkaars leven zijn verschenen. We hebben dezelfde humor en houden beide van contempleren. Ome Beertje beheerst het contempleren tot in de finesses en heeft mij er veel over geleerd. “De mens is een dwaasheid “ zeggen we altijd. “De mens wil altijd meer, maar meer is niet altijd beter.“ zeggen we ook vaak. Ondanks het feit dat de mensen steeds maar o