Ik heb niet zoveel met personeelsfeesten. Al die gemaakte gezelligheid, het kan me niet echt bekoren. Feesten met mensen die je bij voorbaat al niet kunt velen. Toch ben ik lang, heel lang geleden een keer op zo’n feest geweest. Ik werkte op het hoofdkantoor van een handelsfirma. Naast het hoofdkantoor had het bedrijf diverse regiokantoren in den lande. Het feest werd georganiseerd in mijn woonplaats, de stek waar ook het hoofdkantoor was gevestigd. Midden in de stad was de feestlocatie nu ook niet echt. De hut waar het feest zou plaatsvinden was gelegen op een afgelegen bedrijventerrein tegen de scherpe randen van Zuid. Het was wonderbaarlijk hoe ze de woorden feest en locatie aan elkaar hadden te weten koppelen. Een flinterdunne uitspanning van spaanplaat in een troosteloze omgeving, meer was het niet. De locatie was niet echt gelukkig gekozen, compleet verstoken van openbaar vervoer. Parkeerruimte was er echter zat. Ik vroeg me af hoe iedereen na het feest naar huis zou gaan. Mijn
Ik heb jaren geleden eens iemand ontmoet met wie ik een tijd vrienden ben geweest. Het was niet eeuwigdurend, we groeiden letterlijk uit elkaar. Het was niet verkeerd of zo, zulke dingen gebeuren soms gewoon. Na onze laatste ontmoeting heb ik hem nooit meer gezien. Het was een verschrikkelijke zomerdag, de dag waarop we elkaar ontmoetten. De temperatuur tikte ruim dertig graden aan, er was geen wolkje aan de lucht en er stond geen zuchtje wind. Dit ranzige weer trok alle energie uit mijn lijf. Gelukkig had ik een goede vorm van vrijetijdsbesteding gevonden voor die dag. Terwijl het gepeupel hutje aan mutje lag te stoven op betonnen stranden, het gortdroge zand tussen hun tenen schuurde en de nagels deed knakken, de bloedblaren op hun schouders en rug pruttelden als een ontwaakte vulkaan, het warme, grijze snot zo dik en traag als naaktslakken uit hun neus droop, het warme, zilte,zoute zweet vanaf de nek naar de navel gleed alwaar het een plasje tussen de ophopende vetmassa vormde, de