De zon staat loodrecht boven de aan een strand in het zuiden van het oude continent gelegen megacamping. De temperatuur is inmiddels gestegen naar een hartverzakkende zesendertig graden. Ik zit op een campingstoel voor mijn caravan en kijk om me heen. Mijn iele, benepen, stoffige stek is omringd door bestelbusjes met Nederlandse kentekenplaten en opschriften zoals " Stukadoorsbedrijf Woudrichem “en “ Installatiebedrijf Geleen. “ Van alle kanten giert het Hollandse repertoire uit de caravans. Het zoute, gortdroge zand schuurt langs de kloven tussen mijn bloederige tenen. Ik verbijt mijn pijn middels een paar slokken lauwe Zeller Schwarzer Katz. Op mijn schoot ligt het onaardse proza de Meester en Margarita van Michail Boelgakov. De voorkant wordt gesierd door een afbeelding van een zwarte kat. Deze zwarte, pratende kater steelt de show in een hallucinerende vertelling die zich afspeelt in de tijd van het Stalinisme. Ik kijk om me heen en voel me als een ongestreken vlag op een