Doorgaan naar hoofdcontent

Niet alles is wat het lijkt.

 



 

Heeft u dat nu ook wel eens? Dat je ergens bent of in een bepaalde situatie zit en je het gevoel hebt dat er iets niet klopt maar dat je er je vinger niet achter kan krijgen. Ik zal u een voorbeeldje geven.

Afgelopen herfst liep ik aan de oostkant van een met bomen en grasperken omzoomde singel in Rotterdam-Noord. Ik had de zon in mijn rug en deze doorkliefde met matte stralen de met herfstkleuren getooide bomen. Aan de overkant van de singel zag ik een man lopen. Zijn tred kwam me bekend voor. “ Warempel, dat lijkt mijn grote vriend Marcel de Wit wel “ dacht ik. ( Ik kan u aanraden eens een blik te werpen op zijn voortreffelijke schrijfsels, te vinden op : Verhalen van een Ouwe seun (marcel-de-wit.blogspot.com) Marcel de Wit had dezelfde zon in zijn rug die ook aan de westzijde van de singel met matte stralen de met herfstkleuren getooide bomen doorkliefde. Aan de overkant van de singel zag hij een man lopen. Zijn tred kwam hem bekend voor. “ Warempel, dat lijkt mijn grote vriend Raymond Swaep wel “ dacht hij.

Nu is het zo dat de singel steeds smaller en smaller wordt en aan het einde van de straat de westzijde en de oostzijde van de singel elkaar ontmoeten, daar waar de singel ophoudt met bestaan. We arriveerden gelijktijdig op dit punt en keken elkaar aan. Wat bleek? We waren het allebei niet.

 

Herberekenen

 

De meeste auto’s hebben een metertje waarop aangegeven staat hoeveel kilometers je nog kunt rijden voordat de tank leeg is. Het aantal nog te rijden kilometers is gebaseerd op je rijverleden. Heb je de periode ervoor zuinig gereden dan wordt dat meegenomen in de berekening. Andersom uiteraard ook. Je kunt het metertje resetten als je met een schone lei wilt beginnen. Het kan zijn dat je een tijd niet al te zuinig hebt gereden en het metertje bijvoorbeeld aangeeft dat je maar 650 kilometer op een volle tank kunt rijden. Je besluit nu een flinke rit op de snelweg te maken waarbij je constant de relatief zuinige snelheid van honderd kilometer per uur aanhoudt. Het metertje gaat tijdens de rit herberekeningen doen. Na een kwartiertje geeft het metertje bijvoorbeeld aan dat je nog 670 kilometer kan rijden. Het kan zelfs zo zijn dat je een uur rijdt en na een uur de meter aangeeft dat je nog 770 kilometer kan rijden. Als je puur naar de cijfers kijkt dan zegt een stemmetje in je hoofd dat dat eigenlijk niet kan. Je kan niet minus 100 kilometer rijden. Er zullen mensen zijn die zeggen dat dat wel kan, mits je achteruit rijdt. Dat klopt echter niet. Als je achteruit rijdt verplaats je je ook en maak je kilometers. In het bovenstaande voorbeeld is er in een uur minus 100 kilometer gereden. Een absurde stelling zul je denken en toch heb ik iets meegemaakt waarbij het achteraf bekeken misschien zo absurd nog niet is.

Op een zeer vroege lenteochtend tuur ik met een verrekijker vanuit een houten torentje over de waterdrinkplaats. Een laatste blik, het is tijd om naar huis te gaan. De ganse nacht heb ik hier op de Veluwe wild liggen spotten. Van wilde zwijnen, vossen tot edelherten, ik heb het allemaal gezien. Ik verlaat het bos, dat zich langzaam door de eerste zonnestralen laat opwarmen, en loop naar de parkeerplaats. Ik doe wat rekoefeningen om de soepelheid te hervinden en monteer een flinke Rüdesheimer Kaffee om wat warmte in mijn botten te jagen. Het klokje op het dashboard geeft 9 uur in de ochtend aan. Een prima tijd om naar huis te gaan. Een straf anderhalf uur denk ik op deze zondagochtend nodig te hebben voor de ruim 120 kilometers naar huis. Ik draai het contactsleuteltje om en krijg de melding dat ik moet tanken.  Vlak naast de oprit van de snelweg is een pompstation weet ik me te herinneren. Tien minuten later sta ik de tank vol te gooien. Ik vertrek en zie op het dashboard dat ik 650 km kan rijden met deze volle tank. Ik rij niet veel en de laatste tank heb ik voornamelijk leeg gereden op korte stukjes in en rond de Stad van Glas en Staal. “ De teller zal gaan herberekenen “ zeg ik tegen mezelf. Ik draai de snelweg op en hoor mijn maag knorren. “ Shit “ denk ik, “ Ik had wat te eten moeten kopen. “ Gelukkig zie ik een bord met een aankondiging Tanken en shoppen 5 kilometer. Na 5 kilometer rij ik het met dennenbomen aangeklede terrein op. Het pompstation bestaat uit twee pompjes en het supermarktje is meer een houten keet. Ik loop naar binnen en een ranzige lucht van oud vet en muffe vaatdoekjes komt me tegemoet.

“ Zegt u het maar “ zegt een morsige kerel achter de balie.

“ Heeft u kaas? “

“ Yep. “

“ Wat voor kaas? “

“ Gele kaas “.

“ Oud of jong? “

“ Zowel oud als jong. “

“ Heeft u ook broodjes? “

“ Yep. “

“ Wat voor broodjes? “

“ Witte zachte puntjes en bruine knetterharde kadetten. “

“ Doet u mij dan maar een knetterharde kadet met oude kaas.”

“ Prima. Wilt u er boter op? “

“ Graag. “

“ Wij doen echter niet aan roomboter, maar wel aan margarine. “

“ Doet u mij dan maar geen boter. “

Ik reken af, loop terug naar de auto en rij weg. De teller is bezig met herberekenen. Na een straf kwartier geeft deze aan dat er nog 670 kilometer op een volle tank is te rijden. Het is stil op de weg, heel stil. Het herberekenen gaat straf door. Even later schat ik dat ik ongeveer een uur heb gereden. De teller geeft aan dat ik nog 750 kilometer kan rijden. Bijzonder, ik rij een uur en heb honderd kilometer gewonnen hahahahahahaha. Ik kijk op het klokje op het dashboard en zie dat die stil staat. Het klokje geeft de tijd 9.10 aan. Ongeveer de tijd waarop ik vertrok. Tijdens het starten van de auto moet het klokje kapot zijn gegaan. Ik zal er thuis naar laten kijken.

Het is stil op de weg, heel stil. Sterker nog, ik ben de enige die op de weg rijdt. Er hangt een lichte nevel in de lucht en het is windstil. Vreemd, ik rij nog steeds tussen de bossen. Ik had al lang ergens in de buurt van Gouda moeten zijn. Het broodje kaas heeft mijn trek niet doen stillen. Ik besluit ergens te stoppen om wat te halen. Ik rij langs een bord met de opdruk Tanken en shoppen 5 kilometer. Na 5 kilometer rij ik het met dennenbomen aangeklede terrein op. Het pompstation bestaat uit twee pompjes en het supermarktje is meer een houten keet. Ik loop naar binnen en een ranzige lucht van oud vet en muffe vaatdoekjes komt me tegemoet.

“ Zegt u het maar “ zegt een morsige kerel achter de balie.

“ Heeft u kaas? “

“ Yep. “

“ Wat voor kaas? “

“ Gele kaas “.

“ Oud of jong? “

“ Zowel oud als jong. “

“ Heeft u ook broodjes? “

“ Yep. “

“ Wat voor broodjes? “

“ Witte zachte puntjes en bruine knetterharde kadetten. “

“ Doet u mij dan maar een knetterharde kadet met oude kaas.”

“ Prima. Wilt u er boter op? “

“ Graag. “

“ Wij doen echter niet aan roomboter, maar wel aan margarine. “

“ Doet u mij dan maar geen boter. “

Er bekruipt me een vreemd gevoel. Alsof ik hier eerder ben geweest, misschien zelfs wel vandaag.

“ Wat voor dag is het vandaag? “ vraag ik.

“ Zondag. ”

“ Hoe laat is het? “

“ Tien over negen in de ochtend. “

Mijn knieën worden slap. “ Mag ik u misschien een ietwat vreemde vraag stellen? “

“ Natuurlijk. Gaat u gang. “ zegt de man terwijl hij zijn neus ophaalt.

“ Ben ik hier vanmorgen, ongeveer een uur geleden of zo, eerder geweest? “

“ Nee “ zegt ie terwijl hij me argwanend bekijkt. “ We zijn net open. U bent de eerste klant van vandaag. “

Ik loop terug naar mijn wagen. Auto’s zoeven voorbij over de snelweg. Ik werp een blik op het klokje. Het is 9.17 uur en het klokje loopt.

 

                                                           Plancklengte

 

Ik ben niet zo exact aangelegd, maar natuurkunde heb ik altijd wel een interessant vak gevonden. De aankondiging “ Open Dag Universiteit Leiden “ verwelkomde ik dan ook met open armen. Met een pinch-nez op mijn neus om mezelf een ietwat exactere uitstraling te geven stapte ik op de trein richting Leiden.

Op de universiteit hing ik mijn jas in een locker, nadat ik eerst tien minuten met het sleuteltje in het slotje had staan worstelen. Toen ik deze eindelijk gesloten had begon ik aan een oriënterend rondje. Mijn aandacht werd al snel getrokken door een professor die zo voor een lookalike van Doc uit Back to the Future kon doorgaan. Ik ben een naïeve romanticus dus ik werd door hem ingepalmd als een stuk ijzer door een magneet. Hij hield een betoog dat ging over de kleinst mogelijke afstand. Het kwam er volgens hem op neer dat de afstand nul niet bestaat. Je kan dieper en dieper in de materie zakken, maar het absolute nulpunt zul je nooit bereiken. Ik vond dit een verdomd interessante stelling. Blijkbaar was ik de enige, er waren geen andere toehoorders. Hij richtte zijn aandacht tot mij en zei :

“ De plancklengte is gelijk aan de vierkantswortel van het product van de gravitatieconstante G en de constante van Dirac (gereduceerde Planckconstante) ħ gedeeld door de derde macht van de lichtsnelheid c. De axioma's garanderen verder dat twee verschillende elementen geen afstand 0 kunnen hebben. "

In een formule kan het als volgt worden weergegeven: “ 

“ Snap je dat? “ vroeg hij.

“Uiteraard, uiteraard. Het is me volkomen helder.” maakte ik hem duidelijk. Toch tikte er een vraag tegen de binnenkant mijn hersenpan en ik besloot deze te stellen. 

“ Als er geen afstand nul is, hoe kan het dan dat ik wel een object kan benaderen en aanraken en zo tot afstand nul kom/ lijk te komen. “ vroeg ik. “ Je komt nu tot de kern “ zei hij terwijl hij me doordringend aankeek. LIJKT te komen inderdaad, maar je komt er niet. Iets wat er niet is, daar kun je ook niet komen. Het begon me enigszins te duizelen en ik besloot een rondje te lopen om de boel even te laten bezinken. Na mijn rondje wilde ik Doc weer opzoeken, maar ik kon hem nergens meer vinden. Navraag leverde niets op. Niemand kon zich iemand voor de geest halen met het uiterlijk van Doc. Het was inmiddels flink druk geworden en ik besloot de andere stands van de Open Dag te bezoeken.

Met veel nieuwe inzichten nam ik de trein terug naar huis. Ik had de pinch-nez in mijn binnenzak gelaten. Die had ik niet nodig in de stad van Glas en Staal waar volk rondloopt met inzichten op basaal niveau. Ik had een onrustige nacht, het verhaal van Doc bleef maar in mijn hoofd ronddwalen. De volgende ochtend was ik vroeg wakker en ik besloot de proef op te som te nemen. Ik reed langs een winkel waar ik in eeuwen niet was geweest, de kluswinkel, en kocht een rol touw van honderd meter. Met dit touw fietste ik naar een afgelegen, niet meer in gebruik zijnde bedrijvenlocatie. Op een groot parkeerterrein spande ik de honderd meter touw strak tussen twee lantarenpalen. Ik liep een meter of tweehonderd naar achteren en hield mijn ogen strak op het touw gericht. Volgens Doc is het dus niet mogelijk het touw te benaderen en is alles schijn, gonsde het door mijn hoofd. Ik liep langzaam op het touw af zonder mijn blik af te wenden. Zoals verwacht kwam het touw steeds dichterbij. Na twee minuten stond ik binnen reikwijdte van het touw, ik kon het nu toch ieder moment aanraken. Stapje voor stapje schuifelde ik richting het touw. Ik werd licht in mijn hoofd en de horizon begon te draaien. Ik zag het touw steeds dichterbij komen, maar op de een of andere manier kon ik het niet aanraken. Om me heen begon alles te draaien en leek ik het contact met mijn omgeving kwijt te raken.

 “ Hallo mijnheer, hallo! Heeft u interesse in de proef die ik ga doen? “ Ik deed mijn ogen open en zag dat ik vlak voor een touw stond. Achter het touw bij een stand stond Doc. “ Ik ga u laten zien dat extreme hitte van invloed is op afstand. Met een gasbrander ga ik dit stuk ijzer verhitten dat nu dertig centimeter van dit blokje ligt. U zult dadelijk zien dat dit na de verhitting ongeveer een centimeter minder zal zijn. U zult het niet merken, maar de extreme hitte zet het ijzer in beweging en deze zal zich ongeveer 1 centimeter verplaatsen. Blijft u vooral achter het touw. U kunt dit niet aanraken! “ Ik keek naar het touw dat strak gespannen zat. Het leek toch verdomd veel op het touw dat ik in de kluswinkel had gekocht. “ De wetten van ruimte en tijd zijn namelijk ondoorgrondelijk “ zei Doc terwijl hij me met zijn kille ogen strak bleef aankijken.

 

 

 

Foto : Magritte – Boijmans van Beuningen

 

 

 


Reacties

Populaire posts van deze blog

Trammetje 8

  Ik ben woonachtig in een stad die voornamelijk bekend staat om diens uiterlijk van glas en staal. Als niets ontziende speren schieten torens van glas, staal en beton de lucht in. Toch heeft mijn stad oude wijken waar de geschiedenis nog voelbaar en zichtbaar is. Een van die wijken is het Oude Noorden. Deze wijk is gelegen tussen de Noordsingel, de Bergweg, Noorderkanaalweg, Soetendaalsekade, Zwaanshals, Zwaanshalskade en de Zaagmolenkade. Een nauwe stadswijk omringd door een gordel van groen langs de Rotte en de Noordsingel. E r is iets met deze wijk. Als er afscheid wordt genomen van de zomer en de dagen korter en korter worden gebeuren er dingen die niet te begrijpen zijn. Mensen die het hebben meegemaakt en het hebben proberen te verklaren zijn volkomen krankzinnig naar het gekkenhuis afgevoerd. Hoewel ik zelf nooit getuige ben geweest van vreemde gebeurtenissen kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Vooral als ik tegen zonsondergang op één van mijn lievelingsplekken sta: op de

Dat is dan vijfentwintig cent.

    Ik loop richting de Coolvest, draai me om en kijk de Raamstraat in. Nog een paar weken en dan wordt de Zandstraatbuurt gesloopt. Eindelijk heeft Burgemeester Zimmerman dan zijn zin gekregen. De paupers zullen als ratten uit hun holen verjaagd worden. De krotten worden gesloopt en een nieuw stadhuis en modern postkantoor zullen ervoor in de plaats verschijnen. Er moet een stadsboulevard van allure komen. Het zal mij benieuwen. Wat zal ik de wijk gaan missen. Ontelbare uren heb ik er in de groezelige bierhuizen doorgebracht met een glas donker bier in mijn hand en een pak kaarten in mijn binnenzak. Het leven hier ligt mijlenver van dat van mij aan de Leuvehaven. De wereld van de Zandstraatbuurt, de wereld van de sloebers, alcoholisten, souteneurs, hoeren en ander gespuis. Ik veracht ze, maar oh wat heb ik ze nodig om me goed te voelen. Het geluk heeft me toegelachen  vanavond  tijdens het kaarten. Minstens vijfentwintig guldens rammelen in mijn zak. De laatste partij hebben ze me mo

Schipper mag ik overvaren?

  “Twee keer een overtocht, dat is dan samen zeven euro en vijftig cent mijnheer.“ “ Zeven euro vijftig voor twee tickets mijnheer.“ “ Euh….Sorry? Wat? “ “Voor de overtocht. Zeven euro vijftig.“ “Ja natuurlijk. Hier. Ik was even aan het dagdromen.“ “Zijn we weer op aarde eenzame fietser?,“ hoor ik achter me. Ik draai me om en kijk in het lachende gezicht van Ome Beertje. Op zijn blakende hoofd zit een pet van Sankt Pauli. “Je zat zeker weer in een andere dimensie,“ grijnst hij. “Een soort van Ome Beertje hahaha." Ome Beertje is mijn grote vriend. We kennen elkaar al zo lang dat we eigenlijk niet meer weten wanneer we in elkaars leven zijn verschenen. We hebben dezelfde humor en houden beide van contempleren. Ome Beertje beheerst het contempleren tot in de finesses en heeft mij er veel over geleerd. “De mens is een dwaasheid “ zeggen we altijd. “De mens wil altijd meer, maar meer is niet altijd beter.“ zeggen we ook vaak. Ondanks het feit dat de mensen steeds maar o