“Twee keer een overtocht, dat is dan samen zeven euro en
vijftig cent mijnheer.“
“ Zeven euro vijftig voor twee tickets mijnheer.“
“ Euh….Sorry? Wat? “
“Voor de overtocht. Zeven euro vijftig.“
“Ja natuurlijk. Hier. Ik was even aan het dagdromen.“
“Zijn we weer op aarde eenzame fietser?,“ hoor ik achter
me.
Ik draai me om en kijk in het lachende gezicht van Ome
Beertje. Op zijn blakende hoofd zit een pet van Sankt Pauli.
“Je zat zeker weer in een andere dimensie,“ grijnst hij.
“Een soort van Ome Beertje hahaha."
Ome Beertje is mijn grote vriend. We kennen elkaar al zo lang dat we eigenlijk niet meer weten wanneer we in elkaars leven zijn verschenen. We hebben dezelfde humor en houden beide van contempleren. Ome Beertje beheerst het contempleren tot in de finesses en heeft mij er veel over geleerd. “De mens is een dwaasheid “ zeggen we altijd. “De mens wil altijd meer, maar meer is niet altijd beter.“ zeggen we ook vaak. Ondanks het feit dat de mensen steeds maar op hun bek gaan blijven ze streven naar meer. Ze begrijpen niet dat door al je tijd in meer te steken er geen ruimte overblijft voor de dingen die er werkelijk toe doen. Het tegenstrijdige doet zich dan voor dat streven naar meer minder oplevert en minder omarmen meer oplevert. Hierover contempleren wij. Met leedvermaak aanschouwen wij het naar meer strevende domme mens en schrijven er hele boeken, columns, mails en apps mee vol.
Vandaag gaan we een dagje naar Tiengemeten, een eiland in het Haringvliet. Het eiland is semi-bewoond en bezoekers kunnen er alleen met een pontje komen. Je kunt er heerlijk wandelen, vogels spotten, kamperen, maar vooral genieten van de rust en de weidsheid. In de vakanties kan het er soms redelijk druk zijn, maar als de herfst zijn intrede heeft gedaan heb je het eiland soms haast voor jezelf alleen. Ome Beertje belde me vanmorgen en vroeg of ik zin had om naar Tiengemeten te gaan. “Vandaag zijn de perfecte weersomstandigheden eenzame fietser,“ zei hij. Ik weet dan wat hij bedoelt. Doordat de koude lucht over het nog relatief warme water van het Haringvliet waait vormen er zich mistbanken om het eiland. Het is heel mystiek. Door de nevel wordt het eiland soms aan het zicht onttrokken en plotsklaps verschijnt het dan weer aan de horizon. Alsof een of andere magische kracht met de elementen speelt.
We staan inmiddels inmiddels op het pontje en Ome Beertje haalt zijn rugzak van zijn rug. “Ik heb wat lekkers meegenomen,“ glundert hij. Uit zijn rugzak haalt hij twee kelken en een dozijn flessen Dubbele Bruine van Westmalle tevoorschijn. De Dubbele Bruine van Westmalle is ons favoriete bier. De balans tussen de bitters en het zoetje is volmaakt in deze roodbruine trappist. In geen enkel ander glas zul je zoveel volmaaktheid proeven. Hectoliters hebben wij al van deze Godennectar gedronken en ettelijke malen zijn we er ook flink van boven ons theewater geraakt. Toch blijven we iedere keer weer lonken naar de trappist. Voor Westmalle Dubbel geldt immers wel “meer is beter.“
“Lekker voor als we dadelijk als we aan het contempleren
zijn eenzame fietser."
“Me dunkt Ome Beertje."
In de verte zien we Tiengemeten liggen met de wilde natuur,
de spaarzame boerderijen en diverse grazers.
“Mooi hè?“
“Prachtig Ome Beertje. Daadwerkelijk prachtig.“
“ Kijk eenzame fietser. Daar komt de eerste nevel opzetten.
“
Vanaf het water stijgt de nevel op, alsof er een gordijn
wordt opgetrokken. Tiengemeten verdwijnt uit het zicht. Langzaam varen we de
naar anijs en ijzer ruikende nevel in.
“Dit vind ik altijd het mooiste moment eenzame fietser. Het
voelt zo vertrouwd, zo herkenbaar, alsof ik in een tijdlus zit.“
“Een tijdlus? Hoe bedoel je?“
“Nou, alsof ik het vaker heb beleefd en zal beleven. Een
cirkel van tijd waarbij ik steeds weer langs hetzelfde punt kom. Soms vraag ik zelfs
af of ik niet in een parallel leven zit, een leven naast mijn daadwerkelijke
leven. Een leven dat zich afspeelt aan de andere kant van het gordijn"
Kijk, dat vind ik nu zo leuk aan Ome Beertje. Hij weet een
sfeer prachtig te verpakken in fantasierijke woorden en proza.
“Nu maar hopen dat ze aan de andere kant van het gordijn
ook Dubbel Bruine van Westmalle hebben,“ zeg ik.
De mist wordt steeds dikker en ik zie letterlijk zo goed als
niks meer.
“ Wat een mist hè Ome Beertje? “
Geen reactie, alleen het geluid van stilte. Ik kan nu zelfs
mijn voeten niet meer zien. Mijn voeten en benen worden koud, ijskoud, alsof ik
in water sta. Langzaam lost de nevel op. Voor me komt Tiengemeten tevoorschijn.
Het eiland is kaal en de spaarzame huisjes die er normaal op staan zijn niet
meer te zien. Ik kijk naar beneden en tot mijn schrik sta ik tot mijn kuiten in
het water. Het pontje is in geen velden of wegen te bespeuren. Dit kan niet!!!
Ik moet dromen. Ik loop het eiland op en kijk om me heen. Alles wat ik zie is
een kaal eiland omringd door water. In de verste verte is er geen glimp van
Zuid-Holland te ontdekken terwijl het toch maar enkele kilometers van
Tiengemeten ligt.
Langzaam stijgt er boven het water een gordijn van mist op. In
de verte hoor ik het kraken van hout en het geluid van roeispanen die door het
water slaan. Vanuit de mist zie ik een aftandse roeiboot vol met mensen
opduiken.
“SCHIPPER!!! SCHIPPER!!! “ gil ik. “SCHIPPER MAG IK OVERVAREN???“
De roeiboot zet koers richting het eiland. Ik wil naar de
boot toe rennen, maar dan slaat de schrik me om het hart. De boot is gevuld met
de afschuwelijkste wezens die ik ooit heb gezien. Hun koolzwarte ogen staren me
kil en gevoelloos aan. Ik kan mijn ogen niet geloven als ik hun leider zie. Hij
krijst en balt zijn vuisten, of wat daarvoor door moet gaan, naar me en heeft
een pet op. Een pet van Sankt Pauli! Hierna gaat het snel. Ik kan me er nog
slechts flarden van herinneren. Ik dook in het water en zwom van de boot en het
eiland weg. Ik weet niet hoe lang ik heb gezwommen, maar ik belandde volkomen
uitgeput aan de wal. Ik draaide me om en zag Tiengemeten zo goed als verscholen
achter een grote flard nevel. Ik weet niet meer hoe ik thuis ben gekomen. Thuis
nam ik een douche en probeerde diverse keren Ome Beertje te bellen. “ Dit is
een niet geldig telefoonnummer “ sprak een stem me telkens toe vanaf een
bandje. Hierop besloot ik de trein te nemen naar het provinciestadje waar Ome
Beertje woont. Een naïef stadje, zestien kilometer gelegen van de Grootstad waar
ik woon. Ik belde aan op zijn adres en de deur werd open gedaan door een knul
met een spuuglok en een nogal studentikoze look.
“Ik kom voor Ome Beertje," zei ik.
“Gast,“ zei ie.“ Ga je grootmoeder in de maling nemen.
Hier woont geen Ome Peertje. Niemand heeft zo'n naam.“
“Dat kan niet,“ gilde ik. “Hij heeft hier altijd gewoond!“
“Verdulleme nog an toe. Nu moet je eens luisteren idioot.
Mijn naam is Roderick van Rukkenstein en ik woon hier al acht jaar. En nu
opsodemieteren met die Ome Peertje van je. Ik ben met mijn scriptie bezig “
Hij gooide de deur dicht en het werd me allemaal teveel. Ik begon te krijsen, harder en harder……….steeds harder. NNEEEEEEEEEEEEEEEEEEHHHHHHHHHHHAAAAAAAAAAAAAAAOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOHHHHHHHHHHHHEELLLLLLLUUUPPPPPP!!!!!!………………………….tring tring tring tring tring tring tring tring tring………………De telefoon. Ik word badend in het zweet wakker. Mijn god, wat een nachtmerrie, wat een afschuwelijke nachtmerrie.
“Hallo. Met de eenzame fietser.“
“Goedemorgen eenzame fietser,“ hoor ik aan de andere kant
van de lijn.
“Ome Beertje hier. Vandaag zijn de perfecte weersomstandigheden eenzame fietser. Het wordt klimatologisch gezien een fantastische
dag. Wat dacht je van een tripje Tiengemeten? Ik zal twee kelken en een
dozijn flessen Dubbele Bruine van Westmalle meenemen."
Wat een toestanden Eenzame Fietser! Verder alles in orde?
BeantwoordenVerwijderen