Doorgaan naar hoofdcontent

Rolmodel

 



Ik bekijk mezelf in de spiegel en zie dat ik me al een flinke tijd niet heb geschoren. Jeetje, wat zie ik er klote uit, ik lijk wel een oude, afgeleefde vent. Mijn gezicht is asgrauw, mijn huid rimpelt en mijn baard hangt als een droge deken naar beneden. Het liefst kruip ik in mijn bed, maar ik heb een afspraak. Een afspraak waar ik niet onderuit kan komen.

Ik trek mijn jurk aan, zet mijn hoofddeksel op, pak mijn verfomfaaide speer en loop naar buiten, de straat op. Vandaag laat ik mijn huisdier thuis. Wat een volk om me heen. Nu al! Ik weet dat mijn uiterlijk de aandacht trekt, dat ik misschien geen rolmodel ben, maar is het godverdomme nu echt nodig om me na te roepen en achter me aan te lopen? Wat is dat gezeur trouwens toch om eten en lekkers? Ik ben toch geen wandelende supermarkt? Ga naar huis, ga je moeder om eten vragen! Ik word werkelijk krankjorem van dat gebedel. Wat is dat toch voor mentaliteit hier in deze negorij? Wat denken ze wel? Het geld groeit niet op mijn rug. Over moeders gesproken. Wat moeten deze van me? Ze willen zelfs hun kind in mijn handen duwen. Rot op! Rot toch allejezus op!!! 

Even kijken, Laan van Ons Welgenoegen nummertje 4. Volgens googlemaps nog tweehonderd meter. Gelukkig, ik ben er bijna. Ze blijven me maar achtervolgen. Zou het mijn baard zijn? Werkelijk geen idee. Even kijken, ja hier is het, nummer vier. Ik zal eens flink aankloppen. Hé, ik hoor wat achter de deur en kijk eens aan, de deur opent zich. Ooooh nee, niet weer zo’n moedertje. Wacht, ze wil wat zeggen. ‘Anne-Fleur! Bastiaan! Kom eens naar mama. Wat een verrassing. Je raadt nooit wie er voor de deur staat...............





SINTERKLAAS!!!

 

 


Reacties

Populaire posts van deze blog

Trammetje 8

  Ik ben woonachtig in een stad die voornamelijk bekend staat om diens uiterlijk van glas en staal. Als niets ontziende speren schieten torens van glas, staal en beton de lucht in. Toch heeft mijn stad oude wijken waar de geschiedenis nog voelbaar en zichtbaar is. Een van die wijken is het Oude Noorden. Deze wijk is gelegen tussen de Noordsingel, de Bergweg, Noorderkanaalweg, Soetendaalsekade, Zwaanshals, Zwaanshalskade en de Zaagmolenkade. Een nauwe stadswijk omringd door een gordel van groen langs de Rotte en de Noordsingel. E r is iets met deze wijk. Als er afscheid wordt genomen van de zomer en de dagen korter en korter worden gebeuren er dingen die niet te begrijpen zijn. Mensen die het hebben meegemaakt en het hebben proberen te verklaren zijn volkomen krankzinnig naar het gekkenhuis afgevoerd. Hoewel ik zelf nooit getuige ben geweest van vreemde gebeurtenissen kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Vooral als ik tegen zonsondergang op één van mijn lievelingsplekken sta: op de

Dat is dan vijfentwintig cent.

    Ik loop richting de Coolvest, draai me om en kijk de Raamstraat in. Nog een paar weken en dan wordt de Zandstraatbuurt gesloopt. Eindelijk heeft Burgemeester Zimmerman dan zijn zin gekregen. De paupers zullen als ratten uit hun holen verjaagd worden. De krotten worden gesloopt en een nieuw stadhuis en modern postkantoor zullen ervoor in de plaats verschijnen. Er moet een stadsboulevard van allure komen. Het zal mij benieuwen. Wat zal ik de wijk gaan missen. Ontelbare uren heb ik er in de groezelige bierhuizen doorgebracht met een glas donker bier in mijn hand en een pak kaarten in mijn binnenzak. Het leven hier ligt mijlenver van dat van mij aan de Leuvehaven. De wereld van de Zandstraatbuurt, de wereld van de sloebers, alcoholisten, souteneurs, hoeren en ander gespuis. Ik veracht ze, maar oh wat heb ik ze nodig om me goed te voelen. Het geluk heeft me toegelachen  vanavond  tijdens het kaarten. Minstens vijfentwintig guldens rammelen in mijn zak. De laatste partij hebben ze me mo

Schipper mag ik overvaren?

  “Twee keer een overtocht, dat is dan samen zeven euro en vijftig cent mijnheer.“ “ Zeven euro vijftig voor twee tickets mijnheer.“ “ Euh….Sorry? Wat? “ “Voor de overtocht. Zeven euro vijftig.“ “Ja natuurlijk. Hier. Ik was even aan het dagdromen.“ “Zijn we weer op aarde eenzame fietser?,“ hoor ik achter me. Ik draai me om en kijk in het lachende gezicht van Ome Beertje. Op zijn blakende hoofd zit een pet van Sankt Pauli. “Je zat zeker weer in een andere dimensie,“ grijnst hij. “Een soort van Ome Beertje hahaha." Ome Beertje is mijn grote vriend. We kennen elkaar al zo lang dat we eigenlijk niet meer weten wanneer we in elkaars leven zijn verschenen. We hebben dezelfde humor en houden beide van contempleren. Ome Beertje beheerst het contempleren tot in de finesses en heeft mij er veel over geleerd. “De mens is een dwaasheid “ zeggen we altijd. “De mens wil altijd meer, maar meer is niet altijd beter.“ zeggen we ook vaak. Ondanks het feit dat de mensen steeds maar o