Doorgaan naar hoofdcontent

Corona







Het zijn bijzondere tijden. Het coronavirus houdt ons al een tijd in de greep. Ieder gaat er op zijn of haar manier mee om. Ik heb soms wel eens het idee dat de reacties een beetje doorslaan, want ach, de beperkingen, ze vallen eigenlijk toch best wel mee. We moeten allemaal een paar stapjes terug en we gaan er op een ‘volwassen manier’ mee om. 

Tijdens een leespauze tussen hoofdstuk zestien en zeventien van een inspirerend stuk klassieke wereldliteratuur besloot ik het nieuws op de tv te bekijken. Ik viel in bij een item waar een neo-hippie met zijn ongewassen hoofd vol in beeld was terwijl hij aan het raaskallen was. Het zag er niet fris uit en het klonk zeker niet al best. Zijn stem kraakte, schuurde en raspte als een egel in een blender. Kort samengevat kwam het er op neer dat er geen vrijheid meer was in het land, ons de grondwettelijke rechten werden ontzegd en een dictatuur een schrikbewind aan het voeren was. Mijn hart sloeg over van geluk. Na boekenkasten vol te hebben gelezen over dictaturen kon ik het nu eindelijk aan de lijve ondervinden. Ik kon het ongewassen hoofd wel kussen, zo blij was ik met zijn mededeling. Ik sprong op mijn fiets en al handenwrijvend ging ik de baan op richting het centrum. Ik verheugde me op taferelen van afvalligen die op Tsjeka-achtige wijze door de straten werden geknuppeld, verraders die vastgebonden aan paarden over het asfalt werden gesleurd en meer van dit soort prachtige mise-en-scènes.Ik ben vaker ontnuchterd, heb meerdere keren een koude douche over me heen gekregen. De douche die ik dit keer echter over me uitgestort kreeg was een bevroren waterval. Ik fietste rond in de stad en zag alleen maar lachende, consumerende mensen. Ze proefden van de zoete nectar die de volvette welvaartsmaatschappij hen bood. Dit was geen dictatuur waarin onderdrukte mensen met idealen op zoek zijn naar hun bestaansrecht. Dit was een maatschappij waarin mensen, ondanks de zogenaamde beperkingen, graaiden naar het Grootkapitaal.

Ik heb de laatste maanden veel mensen ontmoet die op zijn zachtjes gezegd lichtjes in de war waren. Het virus heeft ervoor gezorgd dat ze absurdistische trekjes begonnen te vertonen.Ik zet voor u enkele voorbeelden hiervan op een rij.


De asceet

Aan het begin van de coronacrisis hoorde je mensen vaak zeggen dat we anders moeten gaan leven, tot inzicht moeten komen en minder om materiële zaken moeten gaan geven. Ze spraken altijd over de persoonsvorm wij, maar vergaten zichzelf daarbij in te sluiten. Iedere versoepeling werd gevolgd door een nieuwe stap naar de gebruikelijke gekte die onze maatschappij al jaren teistert. Het onzinnige geblaat was voornamelijk gelul voor de bühne. Wat een verademing is het dan als je over iemand hoort of leest die het daadwerkelijk lijkt te menen.

Ik had vernomen over een bijeenkomst bij het beeld van Erasmus, onze grote Vrijgeest. Een of andere asceet zou daar het woord gaan voeren. De bedoeling was geïnteresseerden in te leiden in de leer van lichamelijke en geestelijke tuchtiging met als doel aardse materiële zaken af te zweren en tot een volkomen spirituele balans te komen. De asceet noemde zich de Bittere. Een ieder die een beetje thuis is in de Russische bibliotheek herkent hierin de legendarische schrijver Gorki. De halfgod Gorki  beweerde op de aarde te zijn gekomen om het nergens mee eens te zijn. Aangezien ik meer van bitter dan van zoet hou en ik het principieel ook nergens mee eens ben, leek deze bijeenkomst me op het lijf geschreven. Ik verheugde me op de ontmoeting met de Bittere en beelden van een pezige, tanige kerel met een doorgroefde huid, lange baard en rimpels op het voorhoofd kwamen in het vizier. Het was niet druk toen ik aankwam, de opkomst was nogal magertjes. Sterker nog, ik was de enige aanwezige behoudens wat picknickende kleinburgers aan de randen van het grasveld. Het uiterlijk van de Bittere strookte niet met de beelden die ik van hem had. Hij was nogal aan de zware kant. In plaats van een tanige, kurkdroge huid glom zijn overmatige aanwezige vel van het vet en bezat hij het charisma van een mislukte volkszanger uit de provincie. Op zijn opgeblazen hoofd had hij een kroon van gevlochten rode rozen. Er hing een ranzige lucht om hem heen die nog het meest leek op een glas halfvolle sherry de volgende ochtend na een verjaardag in de jaren zeventig. Hij stiet een kreet en heette me welkom. De Bittere gooide zijn hoofd in zijn nek en begon als een vampier te janken. Ik had werkelijk geen idee wat hij zei en dit bemoeilijkte de kennisoverdracht.Na het janken begon hij schokkende bewegingen te maken. Het leek op een mislukte breakdance act. Ik dacht dat het bij de presentatie hoorde, maar hij bleek last van oprispingen te hebben. Hij loosde een harde boer en joeg warme lucht met de odeur van slecht bereide cheeseburger met imitatiekaas in mijn gezicht. Intussen was het aardedonker geworden en bliksemstralen doorkliefden de koolzwarte lucht. Ik keek om me heen en zag niemand meer. Het leek verdomme wel of ik in een andere dimensie was beland. Onze vriend wierp zijn hoofd weer in zijn nek, hief zijn armen en begon hemeltergend te krijsen.

" Oooooooooooooh, ooooooooooooh, oooooooooh Serafim, Hoeder van de Verlossing, nobele Engel van God, Wonder van Sarof. Verlos ons, verlos ons van het Kwaad!!! "

Zijn ogen draaiden als tollen in hun kassen en het schuim stond op zijn bek.
Ik sta bekend om mijn tolerantie en betreed met open blik de nukken van psychoten, transgevallen, paranoïden, labielen en meer van dit soort stukken krapuul en geestelijk verdwaalden. De Bittere was echter zodanig in de war dat het mij enigszins zorgen baarde en ik niet echt open voor hem kon staan. Het donderde en bliksemde nu dat het een lieve lust was. Hagelstenen met de diameter van een babyhoofd kletterden op de straten en lieten roestbruine vlekken achter ter grootte van een ganzenbord . Een gitzwarte raaf met de omvang van een teckel spietste een volgevreten duif en hield 'm omhoog. Het scharlakenrood gekleurde bloed droop over de zwarte veren van de raaf. Het leek wel een setting uit het Oude Testament. Ik moest hier weg. Ik zette het op een lopen richting de Laurenskerk. Langzaam liep ik er een rondje omheen. De storm hield plotseling op en de zon begon te schijnen. Verscholen achter een muurtje keek ik naar het grasveldje waar ik had gestaan. Het zat vol met mensen die aan het lezen, picknicken en praten waren. "Waar is die kerel die zonet stond te schreeuwen? ' vroeg ik een van hen. ' Welke kerel? ' werd me gevraagd. Aan wie ik het ook vroeg, niemand wist waar en over wie ik het had 
Ik besloot ik naar huis te gaan. Ik liep langs het beeld van Erasmus en zag een kroon van rode gevlochten rozen op zijn hoofd.

Action

Ik zou hier eigenlijk niet teveel woorden aan moeten vuilmaken. Het is eigenlijk te idioot voor woorden om een stukje over de Action te schrijven, maar toch.

Het begin van de coronacrisis vond plaats midden in een periode van extreem stabiel (lente)weer. Zelden had de zon zo vaak en zo fel geschenen. De eerste weken gingen nog gepaard met een kille, droge schrale wind. Daarna ging de wind liggen en begon de temperatuur gestaag te stijgen. Het was een ideale tijd om je stad, dorp of achterland te verkennen. De straten waren nog relatief rustig en de terrassen gelukkig nog leeg. De lege stad liet een onuitwisbare indruk op me achter wat te lezen is op:


We kennen allemaal de Action. Ik wil er niet al te denigrerend over doen want ik kom er zelf ook zo nu en dan. Bij welke Action ik ook langsfietste, of het nu de Kleiweg was, de Lombardkade of de Hesseplaats, ik trof er dezelfde taferelen, meterslange rijen mensen. Het is een handige winkel als je een blocnote of zoiets nodig hebt, maar waarom ga je er op een schitterende dag voor in de rij staan? Wat is er zo belangrijk dat het gekocht moet worden? Waarom ga je in polonaise voor een winkel de dood opsnuiven tijdens de hoogtijdagen van een alles vernietigend virus? Het antwoord ligt in de blikken van de zombies in de rij, deze zijn leeg en doods. Het zijn niet de Captains of Industry en de Wonderkinderen van deze wereld die hier staan. Het zijn de simpele zielen van het aardse bestaan, verslaafd aan de koopziekte. In plaats van het zich toe-eigenen van het oeuvre van Dostojevsi om maar een zijstraat te noemen, of het bewijs leveren dat reïncarnatie mogelijk is tijdens overlappende levens, zie Aleksandr Kerenski en Billy Bragg, houden deze nietsnutten zich bezig met staren in het luchtledige. Terwijl ik de stille stad doorfietste en indrukken opdeed die ik nooit meer van mijn leven zal vergeten vergooiden deze amoeben hun tijd met niets doen.

Fietspaden

Tijdens de coronacrisis zie je veel mensen op straat die het verschil tussen fietspad en wandelpad niet kennen. Ze zijn ongetwijfeld in de war omdat ze hun gebruikelijke leventje niet meer kunnen leiden. Aangezien ik veel fiets heb ik vrij veel last van deze mensen. Globaal zijn er drie trends te onderscheiden:
  1. Wandelaar op fietspad.
  2. Twee wandelaars aan beide zijden van het fietspad.
  3. Wandelaar met hond op het fietspad.
Daarnaast is er bij de fietser ook een trend ontstaan, het naast elkaar fietsen op een smal fietspad. Een andere ergenis is de meute onervaren fietsers op het fietspad
Ik ben regelmatig in het Lage Bergse Bos en het Hoge Bergse Bos. Het is een prachtig gebied met veel groen, water en zelfs enkele heuveltjes. Je kan er fietsen, wandelen, klimmen, zwemmen en golven. Zolang je elkaar niet in de weg zit is er niks aan de hand. Momenteel wordt het bos flink vernaggeld. In alle wijsheid is er besloten een snelweg dwars door het bos te maken. Men wil de A20 met de A13 door een shortcut met elkaar te verbinden. Dit moet de doorstroming van het verkeer  vergemakkelijken. Dit blijkt economisch noodzakelijk te zijn. Voor wat en voor wie vraag ik me af. Is het een economische noodzaak dat iedereen maar in de auto blijft zitten? Is het de noodzaak dat iedereen maar nutteloze dingen blijven kopen? Wat is de economische meerwaarde als iemand iedere dag in de file staat naar zijn werk? Tijd waarin men productief kan zijn wordt nu gebruikt voor het in de neus peuren. Bakken met geld glijden weg als een slijmerige haring in een vochtige keel. Een wijs man heeft eens geopperd het reiskosten verhaal helemaal af te schaffen. Binnen een jaar woont in de drukke stedelijke gebieden dan negentig procent van de mensen op fietsafstand van zijn of haar werk. Minder kosten, beter voor het milieu en welzijn. Het is allemaal heel simpel. Helaas wordt er zelden geluisterd naar wijze mensen.

Terug naar de fietspaden en de wandelpaden. Mijn laatste aanvaring met een wandelaar had ik vrij recent. Ik zag de vrouw al van grote afstand lopen op het fietspad. Het was een perfecte representant van de componistenbuurt, gelegen aan de rand het bos. Een vrouw van vijfenzestig plus met een kapsel in de vorm van en zo hard als een grijze integraalhelm. Ze liep krom van het gewicht aan juwelen dat om haar nek en armen hing. Ze had een stuk organisme, dat nog het meest op een poedel leek, aan een bandje bij zich. De viervoeter had iedere associatie met een hond achter zich gelaten. De Helm liep pontificaal op het fietspad en trok zich van niets of niemand wat aan. Ik begon al een flink stuk van tevoren te waarschuwen. “ Pardon, pardon, fietsers hier, dit is een fietspad.” Ze gaf geen sjoeger. Door het ontbreken van een deugdelijke bel op mijn mountainbike probeerde ik het nogmaals. “Pardon, pardon, hoort u mij? Toet toet toet!! ” Wederom gaf ze geen krimp. Ik besloot er maar met een boogje omheen te fietsen, echter het poedeltje had het plan opgevat mijn fiets aan te vallen. Ik moest vol in de remmen teneinde het beestje niet plat te walsen. De reactie van de Helm was : “ Je moet hier niet zo hard fietsen. “ Toen werd ik boos,………..heel erg boos. Een kerel van vijfentwintig in de kracht van zijn leven had ik naar de After Live verdwijnseld. Ik stapte af en keek het fossiel strak aan. “Fiets” zei ik en wees naar mijn fiets. “Pad” vervolgde ik en wees naar het fietspad. “ Fiets plus pad is fietspad.” Hierna wees ik naar haar voeten. “Voet” hief ik mijn stem. Ik strekte mijn vinger uit naar het voetpad en brulde “Pad.”  Ik zat er nu lekker in en vervolgde met “Voet plus pad is voetpad.” Ik ging gewoon nog even door. “ Jij niet fiets zijn. Jij wandelaar zijn. Jij dus op wandelpad. Jij begrijp? ” Ik weet niet of ze het helemaal begrepen had. Haar blik was zo hol als de grotten van Han. Ik vond dat ik haar nu wel voldoende had aangepakt en gaf haar de volgende tip mee: “Laat je sieraden omsmelten, gebruik een deel van het geld voor de kapper en geef de rest aan de voedselbank.” Hoofdschuddend fietste ik weg, vermoedelijk op weg naar de volgende dwaas op het fietspad.                        

Dit waren zomaar willekeurig enkele voorbeeldjes waaraan je kunt zien dat menig mens in de war is geraakt van het coronavirus. Het lijstje is moeiteloos aan te vullen tot een voorbeeld of honderd.
Het is allemaal zo nutteloos, dat gezeur en dat geklaag. Roei met de riemen die je hebt, het is nochtans het einde der tijden niet. Het eerste uitje dat ik met mijn vrienden Grote Geeuw, Rellen Ron, Ome Beertje en Ome Harry had was enkele weken geleden. We hadden op de fiets afgesproken op het plein voor het Centraal Station. Ieder een tas of rugzak bij zich goed gevuld met blikken bier. Het werd een zeer vermakelijke middag. Ik leidde de mannen rond richting wat ongebruikelijke stekken. De blikken werden genuttigd tijdens de diverse tussenstops. De apotheose vond plaats aan de Brielselaan. Hier, langs de scherpe randen van Zuid heeft men een van de beste uitzichten van Rotterdam. De Maas, Katendrecht, Wilhelminapier, de Erasmusbrug, je kunt het vangen in één blik. Terwijl ik mijn blik Guinness leegde bekeek ik deze prachtkerels wiens blikken bier zaten vastgezogen aan hun gulzige monden. Ik werd er een beetje emotioneel van. Zelfs in deze bijzondere tijden heb je maar weinig om je heen nodig om een menswaardig bestaan te leiden en het levende bewijs waren wij. Ik moest mijn vrienden deelgenoot maken van de warme gevoelens die mij overspoelden en uit mijn mond rolde:

“Bier blijft bier. Da’s ’t mooie daarvan.”



Reacties

Populaire posts van deze blog

Trammetje 8

  Ik ben woonachtig in een stad die voornamelijk bekend staat om diens uiterlijk van glas en staal. Als niets ontziende speren schieten torens van glas, staal en beton de lucht in. Toch heeft mijn stad oude wijken waar de geschiedenis nog voelbaar en zichtbaar is. Een van die wijken is het Oude Noorden. Deze wijk is gelegen tussen de Noordsingel, de Bergweg, Noorderkanaalweg, Soetendaalsekade, Zwaanshals, Zwaanshalskade en de Zaagmolenkade. Een nauwe stadswijk omringd door een gordel van groen langs de Rotte en de Noordsingel. E r is iets met deze wijk. Als er afscheid wordt genomen van de zomer en de dagen korter en korter worden gebeuren er dingen die niet te begrijpen zijn. Mensen die het hebben meegemaakt en het hebben proberen te verklaren zijn volkomen krankzinnig naar het gekkenhuis afgevoerd. Hoewel ik zelf nooit getuige ben geweest van vreemde gebeurtenissen kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Vooral als ik tegen zonsondergang op één van mijn lievelingsplekken sta: op de

Dat is dan vijfentwintig cent.

    Ik loop richting de Coolvest, draai me om en kijk de Raamstraat in. Nog een paar weken en dan wordt de Zandstraatbuurt gesloopt. Eindelijk heeft Burgemeester Zimmerman dan zijn zin gekregen. De paupers zullen als ratten uit hun holen verjaagd worden. De krotten worden gesloopt en een nieuw stadhuis en modern postkantoor zullen ervoor in de plaats verschijnen. Er moet een stadsboulevard van allure komen. Het zal mij benieuwen. Wat zal ik de wijk gaan missen. Ontelbare uren heb ik er in de groezelige bierhuizen doorgebracht met een glas donker bier in mijn hand en een pak kaarten in mijn binnenzak. Het leven hier ligt mijlenver van dat van mij aan de Leuvehaven. De wereld van de Zandstraatbuurt, de wereld van de sloebers, alcoholisten, souteneurs, hoeren en ander gespuis. Ik veracht ze, maar oh wat heb ik ze nodig om me goed te voelen. Het geluk heeft me toegelachen  vanavond  tijdens het kaarten. Minstens vijfentwintig guldens rammelen in mijn zak. De laatste partij hebben ze me mo

Schipper mag ik overvaren?

  “Twee keer een overtocht, dat is dan samen zeven euro en vijftig cent mijnheer.“ “ Zeven euro vijftig voor twee tickets mijnheer.“ “ Euh….Sorry? Wat? “ “Voor de overtocht. Zeven euro vijftig.“ “Ja natuurlijk. Hier. Ik was even aan het dagdromen.“ “Zijn we weer op aarde eenzame fietser?,“ hoor ik achter me. Ik draai me om en kijk in het lachende gezicht van Ome Beertje. Op zijn blakende hoofd zit een pet van Sankt Pauli. “Je zat zeker weer in een andere dimensie,“ grijnst hij. “Een soort van Ome Beertje hahaha." Ome Beertje is mijn grote vriend. We kennen elkaar al zo lang dat we eigenlijk niet meer weten wanneer we in elkaars leven zijn verschenen. We hebben dezelfde humor en houden beide van contempleren. Ome Beertje beheerst het contempleren tot in de finesses en heeft mij er veel over geleerd. “De mens is een dwaasheid “ zeggen we altijd. “De mens wil altijd meer, maar meer is niet altijd beter.“ zeggen we ook vaak. Ondanks het feit dat de mensen steeds maar o