Na het overweldigende succes van Bierblikkentour deel 1, kon het niet uitblijven: Bierblikkentour deel 2.
Met goede moed en een rugzak vol speciaalbier trof ik de mannen wederom voor het Centraal Station. Alvorens u een beschrijving te geven van de heuglijke middag zal ik u in willekeurige volgorde voorstellen aan de artefacten. Het zijn zeldzame kerels, persoonlijkheden die je normaliter zoekt in de hooiberg van het leven.
Rellen Ron
Legendarisch bij leven. Presteert het om na twintig jaar weer eens een voetbalstadion van binnen te zien. Puur zijn aanwezigheid en zijn aura veroorzaakten stormlopen tussen de supporters van Excelsior, Cambuur, Feyenoord en Nac, vandaar zijn bijnaam. Extreem muziekliefhebber. Verzorgt ieder jaar voor zijn vrienden een cd waarop de meest innovatieve, hoogst gekwalificeerde muziek van het jaar staat. Is tevens initiator van de in intieme kringen bekend staande top vijf. Uitverkorenen kunnen hierin hun favoriete album van het jaar plaatsen. Bezit als het enige van het stel enige vorm van technisch vernuft.
Grote Geeuw
Dankt zijn naam aan een reactie van het lichaam na het innemen van grote hoeveelheden bier. Hij heeft het geeuwen tot hoge kunst verheven. Een andere bijnaam voor Grote Geeuw is ook wel de voetbalprofessor. Wat er ook over voetbal is geschreven, Grote Geeuw lepelt het zo op. Vooral als het zijn grote liefde Feyenoord betreft. Groot liefhebber van het bezoeken van concerten van obscure bandjes in achteraf gelegen zaaltjes. Fanatiek zwemmer en wisselt moeiteloos het binnenbad voor een natuurbad. Evenals ondergetekende een stadionfetisjist. Komt qua klunzigheid aardig in de buurt van Ome Harry en mezelf.
Ome Beertje
Een literair wonder uit de Lage Landen. Zijn roots liggen in een naargeestig provincieplaatsje niet al te ver van Rotterdam gelegen. De kans dat hij hier zijn laatste adem uitblaast is een niet te verwaarlozen honderd procent. Ome Beertje houdt niet van al teveel beweging en zit het liefst achter zijn gordijnen in zijn berenhol. Zo nu en dan komt hij buiten en maakt een wandeling door Sufstad. Het wel en wee van zijn bekrompen plaatsgenoten en hun niet ter zake doende activiteiten zet hij op schrift. Dit heeft geresulteerd in twee boeken die het predicaat Meesterwerk mogen dragen. Ook Ome Beertje moet soms leven bijtanken. Hij neemt dan de trein naar Rotterdam en onder het genot van speciaalbieren en goede vrienden om hem heen geniet hij van wat Rotterdam hem te bieden heeft. Hij inhaleert het industriële, roestige, stenige, echte leven wat deze stad rijk is. Het contrast met de burgerlijke Biedermeiercultuur waarmee hij zich weet te omringen in Sufstad kan niet groter zijn . Volgetankt keert hij huiswaarts en is hij weer enkele weken opgewassen tegen het leven in zijn nietszeggende, naïeve suffe stadje.
Ome Harry
Als we het over legendarische figuren hebben dan kunnen we niet om Ome Harry heen. Van hem komt de uitspraak : " Ze hebben er geen idee van wat ik hier allemaal doe. " Meer mensen zullen dat ooit geroepen hebben op hun werk, maar weinige onder hen zullen dit gezegd hebben met een zoveelste halve liter bier in de hand. Vermoedelijk loopt er in Nederland geen grotere kenner van The Beatles en The Small Faces rond. Zijn kennis is groter dan de leden zelf ooit zelf gehad hebben. We kunnen hier wel spreken van een wandelende muziekencyclopedie. Is in het bezit van een privé-correspondentie met Paul Weller en heeft enkele niet onverdienstelijke albums op zijn naam staan. Wat mij tevens aantrekt in deze figuur is zijn klunzigheid en onhandigheid. Waar ik me voorheen alleen op de wereld voelde heb ik sinds begin jaren negentig een soulmate op dit gebied. Ome Harry is net als ik beter in staat iets te slopen dan te bouwen. Net als ondergetekende zal hij nooit het verschil zien tussen een waterpomptang en een bovenfrees.
Ome Harry had een introducee meegenomen, Rein. We kennen Rein allemaal als zeer aimabel. Een welbespraakte met filosofische teksten doorspekte gast. Liefhebber van muziek en in het bezit van het uitzonderlijke talent moeiteloos aan te kunnen schuiven bij de Bierblikkentour. We waren allemaal zeer onder de indruk. Alsof hij nooit eerder had gedaan trapte Rein moeiteloos de kilometertjes weg, interesseerde zich voor het moois en het lelijks dat onze stad te bieden heeft en zette op volkomen natuurlijke wijze de blikken aan zijn mond. Rein bleek een natuurtalent te zijn.
Ik zag de mannen bij elkaar staan en het was weer een prachtig gezicht. Vormeloze bermuda's, afgetrapte sloffen en vale t-shirts staken fel af tegen de in merkkleding gestoken hippe vogels die ons omringden op het stationsplein. Het leek verdomd veel op een bijeenkomst van mislukte boswachters.
Toen we wegfietsten had ik weer mijn gebruikelijke wegtrekker en kreeg een visioen. Ik ontving een bericht van een of ander Opperwezen in de vorm van een gouden gloed met een satijnen bruingroene glans. Ik fietste richting het teken dat echter een paardenvijg bleek te zijn die als een uit de kluiten gewassen Ferrero Rocher lag te blinken in de zon. Ik schudde mijn hoofd, daalde weer af naar de realiteit en gaf de mannen het teken dat we op pad konden. Niets kon ons meer in de weg staan.
Het eerste deel van de tocht verliep via de Coolsingel, Boompjes en de Willemsbrug naar de wijk Feijenoord. Onderweg passeerden we massa's mensen die de grondbeginselen van de mathematiek niet beheersten. Anderhalve meter werd regelmatig verward met anderhalve decimeter of centimeter. Er liepen ook stakkers rond die, naar het zich liet aanzien, opzettelijk deden alsof ze de mathematische grondbeginselen niet onder de knie hadden .Als ware anarchisten keken ze brutaal de wereld in. Wie kon hen wat maken? Fuck corona! Zij bepaalden hoe er geleefd werd. Ongetwijfeld op een zaterdagmiddag, maar niet van maandag tot en met vrijdag waarin deze 'doorgewinterde anarchisten' de week doorbrengen aan de lopende band, opgezogen en ingesnoerd door het door hen zo verfoeide systeem.
' King for a day, fool for a life' is het motto dat op deze bij geboorte al mislukte idioten van toepassing is.
De wijk Feijenoord staat bol van de historie en is onontkomelijk verbonden met Lodewijk Pincoffs, de binnenhavens, arbeiders uit Zeeland, Brabant en het Middellandse Zeegebied en de voetbalclub geschreven met een i-grec . Ondanks de vele bouwplannen en gentrificering blijft het een down to earth rauwe volkswijk. Daar zullen enkele cocosmelk drinkende en zeewier knabbelde cosmopolieten niet veel aan kunnen veranderen.
Ik liet de mannen de drijvende woningen in de Nassauhaven zien. Niet omdat het nu zulke architectonische wonderen zijn, maar puur om te laten zien wat een drijvende woning is. Aan het IJ hebben ze het altijd over woonboten en dat bevreemdt me nogal. Een huis dat niet kan varen kan ook nooit een boot zijn. Blijkbaar hebben ze dat in de grachtengordel niet begrepen. Een stuk verderop streken we neer in de buurt van de foeilelijke Peperclip. Om precies te zijn aan de kop van de Binnenhaven, op de trappen bij de Vuurplaat. Het uitzicht en de setting zijn hier werkelijk fenomenaal. Aan je rechterhand strekt zich de Peperclip uit. Eens uitgeroepen tot wonder der bouwkunst, realistischer bekeken een misbaksel van ongekende grootte. De Binnenhaven is heerlijk ranzig . De kades zien eruit alsof ze al decennia niet onder handen zijn genomen, wat ongetwijfeld ook de waarheid is. De stenen zijn overwoekerd met onkruid en vuil. De meeuwen die zich ophouden op de trappen zijn onnatuurlijk groot. Ze staren vals uit hun ogen en hun vederdek is grijs van het grauw om hen heen. De boten die in de Binnenhaven ronddobberen hebben zich moeiteloos aangepast aan de omgeving. Ze zijn voornamelijk van hout en de primaire kleuren waarin ze eens geschilderd zijn zijn in geen velden en wegen meer te bekennen. De verf en het hout bladdert aan alle kanten af. De dekken worden bevolkt door voornamelijk kerels met staarten, blote basten en behaarde tricepsen. In de verte gloort het Poortgebouw met op de achtergrond onze indrukwekkende skyline. Ik slaak een zucht, trek een halve liter open en kantel het blik honderdtwintig graden. Het gerstenat spoelt door mijn keel. Ik kijk om me heen en zie dat de mannen mijn voorbeeld hebben gevolgd. Frank Boeijen zong eens Twee mannen zo stil. Zes mannen zo stil zou moeiteloos de lading dekken van dit geluksmoment. De aftrap was geslaagd.
De route werd vervolgd richting Tuindorp Vreewijk. We fietsten via de Kuip en daar ontstond enige reuring. Grote Geeuw en Ome Beertje belandden in een verhitte discussie. De kern van de discussie was of Feyenoord een nieuw stadion moet laten bouwen of dat de Kuip gerenoveerd moet worden. Het ging hard tegen hard tussen voorstander nieuw stadion ( Grote Geeuw ) en voorstander renovatie. ( Ome Beertje ) Gelukkig konden we ze uit elkaar trekken voordat ze elkaars hersens insloegen. De hele situatie bevreemdde me nogal. Ondanks dat ik alles bij hou op het gebied van Feyenoord is dat hele stadionverhaal volkomen langs me heen gegaan. Ik heb er werkelijk niks van meegekregen.
Via de luchtbrug zakten we af naar Vreewijk. Onderaan de luchtbrug bevindt zich een groenstrook genaamd Dalweg. Officieel is het hier Vreewijk al wordt het vaak ook aan Hillesluis toegedicht. Dit is een historische stek voor mij. Om de hoek, aan de Clingendael, heb ik mijn jaren doorgebracht op de Lagere School, de Odiliaschool. Deze school had toendertijd een lijntje met feestcomplex Spes Bona, aan de overzijde gelegen, en dan voornamelijk met de carnavalsvereniging de Keilebijters. Deze vereniging had een jeugdraad en de jeugdprins ging met 'pensioen'. Er moest vervanging geregeld worden en de vijver waaruit gevist werd was de Odiliaschool. Kinderen van klas vijf en zes konden stemmen voor een nieuwe jeugdprins. Ik heb en had net zoveel affiniteit met carnaval als een veganist met spareribs. Toch werd ik gekozen. Voor ik het wist stond ik in mijn prinsenpakje dansjes en voordrachten te oefenen. Vijf middagen was ik jeugdprins voor een zaal vol met kinderen. Het hoogtepunt was het drie keer opdraven tijdens het grote mensen carnaval. Het is je gewoon niet voor te stellen. Een zaal waar ( buiten corona ) nu maximaal tweehonderd mensen in zouden mogen was volgepropt met vijfhonderd beschonken, zingende, rokende en hossende volwassenen. De thermometer tikte de dertig graden aan toen ik door de mensenmeute mijn opwachting maakte. Als een volleerd bokser werd ik naar het podium begeleid. Na mijn toespraak, beantwoord met "Wat een spreker is die man" maakte ik het uur op het podium vol en had werkelijk geen idee waarom ik hier was beland.
Vlak voordat we wegfietsten kwam er een jongeman op ons aflopen. Hij was onberispelijk gekleed en droeg een pantalon, overhemdje en overgooier. Zijn kapsel was fris gewiekt en een laptoptas bungelde over zijn schouder. Hij keek olijk uit zijn ogen, liep naar ons toe en vroeg : " Heeft er iemand van jullie soms pijn? "
Mijn eerste gedachte was dat het een nar was die de boel lekker wilde stangen en middels een paar ferme kletsen op zijn hoofd zelf naar een portie pijn solliciteerde. Hij bleef echter in zijn rol en toen hij merkte dat wij apathisch voor ons uitstaarden kwam hij met een uitleg. In het kader van een onderzoek onderzocht hij de gedragingen van mensen die pijn lijden in de hoop middels wetenschappelijke analyses het leven van de beklaagden ietwat draaglijker te kunnen maken. Ongetwijfeld straalden wij pijn uit. Vele kilometers op derderangs stadsfietsen en reeds vele blikken bier door de keel gaven onze gezichten een verre van zachte Oil of Olaz-achtige uitstraling. Ik schaamde me een beetje voor mijn eerste indruk van hem. Hier langs de scherpe randen van Zuid, bevolkt door plebejers en parvenus, daar waar je je leven niet altijd zeker bent en de gemiddelde leeftijd ver onder het landelijke gemiddelde ligt, zweefde deze Halo onbarmhartig rond. Het speet me dat ik hem niet kon helpen en misschien had ik toch een van de mannen in de ballen moeten schoppen zodat hij een vragenlijstje op ons af kon vuren.
We doken het pittoreske Vreewijk in. Voor wie het niet kent, neem gerust eens een kijkje. Ik zal u niet teveel vermoeien met de geschiedenis maar licht toch een tipje van de sluier op. Het is een wijk gebouwd voor de vooroorlogse arbeider zodat deze een menswaardig bestaan kon gaan leiden en tevens het centrum van Rotterdam werd ontlast. Dit centrum, ook wel de Stadsdriehoek genoemd, was, volgepropt met tachtigduizend armzalige, ziekelijke, kreupele, stinkende, stelende, hoererende, anarchistische, alcoholische en hopeloze plebejers. De enkele notabelen die de stad rijk was liepen met een grote boog om dit afval heen. De arbeiders bewoonden donkere, holle, kille, vochtige krotten die grensden aan grachtjes waarin gepist, gekotst en gescheten werd of in krotten in stegen die zo nauw waren dat de zon er nooit doordrong. De stank was niet te harden. Het is je haast niet voor te stellen wat voor impact Vreewijk op deze stakkers gehad moet hebben. Ze kwamen te wonen in een sfeervolle wijk die de uitstraling had van een dorpje ergens in de provincie. Stenen huisjes, voor - en achtertuintjes, singels met veel groen, ruimte om te spelen voor de kinderen, het kon niet op. Het absolute hoogtepunt vormde en vormt nog steeds het centrale plein, de Brink. Dit is ook de stek waar wij heen togen.
Op de Brink hadden we ons Yin en Yang moment. Op het bankje en het muurtje onder de monumentale bomen werd de stilte slechts doorbroken door het klikken van de lipjes van onze blikken. Rein was zwaar onder de indruk, zo had hij Zuid nog nooit gevoeld. Grote Geeuw pinkte een traantje weg en Ome Harry prevelde met hese stem dat ie zich in een andere wereld waande. Rellen Ron was sprakeloos en mompelde dat hij elk moment een boerenkar uit Ons Dorp van Wim Sonneveld verwachtte. Zelfs Ome Beertje moest toegeven dat dit niveau in Sufstad bij lange na niet werd bereikt. Ik liet de mannen genieten van de serene rust voordat we de drukte van de Groene Hilledijk en de Beijerlandselaan in zouden duiken.
Rein wees ons op een boven de bomen uitstekende torenspits. Deze bleek te behoren aan een kerk aan de Lede.
" Alvorens we de Groene Hilledijk opknallen wil ik graag ik nog even de kerk zien" zei Rein. De voorheen Hervormde kerk bleek in het bezit te zijn gekomen van een ander genootschap. Ik zag de mannen hun hersenen pijnigen, ze kwamen er niet uit. Ik had inmiddels onderstaande tekst ontdekt en hieruit gefilterd dat het inmiddels sinds jaren een onderkomen is voor de Servisch-orthodoxe parochie van de Heilige Drie-Eenheid.
Cpncka npabocnabha napoxnja "Cbeta Tpojnua."
Ondanks het feit dat ik het volste vertrouwen in de stuurmanskunsten van de mannen had gaf ik ze vooraf een waarschuwing voor het verkeer op de Groene Hilledijk en de Beijerlandselaan. Deze twee lanen zijn de ware levensaders van Rotterdam-Zuid. Je kunt het zo gek niet bedenken of het is hier te koop. Van alle honderdeenenzeventig nationaliteiten die in Rotterdam wonen is hier op elk gebied wel wat te verkrijgen. Met veel energie en enthousiasme bewegen de consumenten zich door de lanen. Dat dit vooral in grote bolides gebeurt maakt het extra spannend mede door het ontbreken van een fietspad. De verkeersregels worden hier zo goed als niet in acht genomen en de kans dat een van de honderdeenenzeventig nationaliteiten plotseling voor je de straat op springt of zijn of haar auto dwars voor je zet is zeer realistisch. Ik opperde de mannen dan ook te fietsen met de handen binnen bereik van de handremmen. Wonder boven wonder ging het goed. Ome Beertje moest een keer vol in de remmen voor een overstekend sujet. Dit resulteerde in een lamme remkabel, maar verdere schade was er niet.
Via de Beijerlandselaan sloegen we af richting het Afrikaanderplein. Onderweg zochten we een paar bouwcontainers en bomen op om onze blazen te legen. Het blijft een wonderbaarlijk gezicht, een kerel die zijn bierblaas staat te ledigen. Het karakteristieke hupje dat normaliter binnen een minuut verschijnt blijft weg. Als versteend staat de pissende man met zijn heupen naar voren gedrukt. Als je denkt "hij is in slaap gevallen" zie je ineens dat hupje en draait hij zich om.
Het Afrikaanderplein was zoals verwacht hectisch en druk, het Athene van Rotterdam-Zuid.
Het werd tijd om de fietstunnel onder de Maas op te gaan zoeken om vanuit de andere zijde van de Maas richting West te fietsen. We besloten nog wel een stop te maken op twee eerder bezochte stekken, de Brielselaan en een cafeetje daar in de buurt. Op de Brielselaan was het wederom genieten. Het uitzicht was mogelijk nog mooier, de locals zagen er weer prachtig uit en de zilte wind die vanaf de Maas in onze gezichten woei deed het bier weer heerlijk smaken. Op onze vorige tour hadden we op het terras van het nabijgelegen cafeetje een nogal bijzondere ervaring. Het bier werd geserveerd door een tijger. We waren benieuwd of de tijger, ofwel vrouw in tijgerpak,wederom uit z'n kooi was ontsnapt. De tijgervrouw was dit keer echter niet te zien. Dit weerhield ons er niet van diverse flessen en tappilzen naar binnen te gieten onder het 'genot ' van de meest afgrijselijke muziek die je je maar kunt voorstellen. De toonladders sneden als scheermessen door onze trommelvliezen die normaal gestreeld worden door hemelse melodieën.
Het werd tijd voor de Maastunnel. Wie nog nooit met zijn fiets door het fietsgedeelte is gegaan heeft geen idee wat hem of haar te wachten staat. De roltrap is zo’n beetje de langste van het land en ook tamelijk steil. Sinds de oplevering, tijdens de oorlogsjaren, voldoet maar één trucje om veilig naar beneden te gaan en weer boven te komen. Op het moment dat de roltrap daalt of stijgt is het zaak je voorwiel een slag te draaien. Het liefst op die manier dat het gewicht van de fiets evenredig is verdeeld. Dat lijkt eenvoudig maar dat is het niet. Ervaren roltrapgebruikers pochen door hun fiets met hun pink in evenwicht te houden. De niet ervaren roltrapgebruikers zijn gemakkelijk te herkennen. Ze hangen met verhitte hoofden en hun volle gewicht aan hun fiets alsof deze elk moment kan wegvliegen. Ome Harry had enige twijfels omtrent dit onderdeel. Ik heb het niet meer helemaal helder op mijn netvlies staan hoe hij is gevaren, maar ik trof hem weer in goede gezondheid aan de andere kant van de Maas aan.
We waren alweer op weg naar de laatste stek van onze tocht, het Schiehoofd. Het pissen links en rechts bleef gestaag doorgaan onderweg. Het blijft toch verbazingwekkend dat je zes liter urine nodig hebt om vier liter bier weg te pissen. Deze stek was een mooie afsluiter me dunkt. Het voormalige RDM Veerhuis, het niet meer in gebruik zijnde visrestaurant, inclusief met onkruid overwoekerd terras, en de houten vlonder geven het geheel een apocalyptische aanblik. We zegen ineen op de vlonder, produceerden de alom bekende klikgeluiden en genoten van de omgeving en de ganse dag.
Foto : Raymond Swaep
Met goede moed en een rugzak vol speciaalbier trof ik de mannen wederom voor het Centraal Station. Alvorens u een beschrijving te geven van de heuglijke middag zal ik u in willekeurige volgorde voorstellen aan de artefacten. Het zijn zeldzame kerels, persoonlijkheden die je normaliter zoekt in de hooiberg van het leven.
Rellen Ron
Legendarisch bij leven. Presteert het om na twintig jaar weer eens een voetbalstadion van binnen te zien. Puur zijn aanwezigheid en zijn aura veroorzaakten stormlopen tussen de supporters van Excelsior, Cambuur, Feyenoord en Nac, vandaar zijn bijnaam. Extreem muziekliefhebber. Verzorgt ieder jaar voor zijn vrienden een cd waarop de meest innovatieve, hoogst gekwalificeerde muziek van het jaar staat. Is tevens initiator van de in intieme kringen bekend staande top vijf. Uitverkorenen kunnen hierin hun favoriete album van het jaar plaatsen. Bezit als het enige van het stel enige vorm van technisch vernuft.
Grote Geeuw
Dankt zijn naam aan een reactie van het lichaam na het innemen van grote hoeveelheden bier. Hij heeft het geeuwen tot hoge kunst verheven. Een andere bijnaam voor Grote Geeuw is ook wel de voetbalprofessor. Wat er ook over voetbal is geschreven, Grote Geeuw lepelt het zo op. Vooral als het zijn grote liefde Feyenoord betreft. Groot liefhebber van het bezoeken van concerten van obscure bandjes in achteraf gelegen zaaltjes. Fanatiek zwemmer en wisselt moeiteloos het binnenbad voor een natuurbad. Evenals ondergetekende een stadionfetisjist. Komt qua klunzigheid aardig in de buurt van Ome Harry en mezelf.
Ome Beertje
Een literair wonder uit de Lage Landen. Zijn roots liggen in een naargeestig provincieplaatsje niet al te ver van Rotterdam gelegen. De kans dat hij hier zijn laatste adem uitblaast is een niet te verwaarlozen honderd procent. Ome Beertje houdt niet van al teveel beweging en zit het liefst achter zijn gordijnen in zijn berenhol. Zo nu en dan komt hij buiten en maakt een wandeling door Sufstad. Het wel en wee van zijn bekrompen plaatsgenoten en hun niet ter zake doende activiteiten zet hij op schrift. Dit heeft geresulteerd in twee boeken die het predicaat Meesterwerk mogen dragen. Ook Ome Beertje moet soms leven bijtanken. Hij neemt dan de trein naar Rotterdam en onder het genot van speciaalbieren en goede vrienden om hem heen geniet hij van wat Rotterdam hem te bieden heeft. Hij inhaleert het industriële, roestige, stenige, echte leven wat deze stad rijk is. Het contrast met de burgerlijke Biedermeiercultuur waarmee hij zich weet te omringen in Sufstad kan niet groter zijn . Volgetankt keert hij huiswaarts en is hij weer enkele weken opgewassen tegen het leven in zijn nietszeggende, naïeve suffe stadje.
Ome Harry
Als we het over legendarische figuren hebben dan kunnen we niet om Ome Harry heen. Van hem komt de uitspraak : " Ze hebben er geen idee van wat ik hier allemaal doe. " Meer mensen zullen dat ooit geroepen hebben op hun werk, maar weinige onder hen zullen dit gezegd hebben met een zoveelste halve liter bier in de hand. Vermoedelijk loopt er in Nederland geen grotere kenner van The Beatles en The Small Faces rond. Zijn kennis is groter dan de leden zelf ooit zelf gehad hebben. We kunnen hier wel spreken van een wandelende muziekencyclopedie. Is in het bezit van een privé-correspondentie met Paul Weller en heeft enkele niet onverdienstelijke albums op zijn naam staan. Wat mij tevens aantrekt in deze figuur is zijn klunzigheid en onhandigheid. Waar ik me voorheen alleen op de wereld voelde heb ik sinds begin jaren negentig een soulmate op dit gebied. Ome Harry is net als ik beter in staat iets te slopen dan te bouwen. Net als ondergetekende zal hij nooit het verschil zien tussen een waterpomptang en een bovenfrees.
Ome Harry had een introducee meegenomen, Rein. We kennen Rein allemaal als zeer aimabel. Een welbespraakte met filosofische teksten doorspekte gast. Liefhebber van muziek en in het bezit van het uitzonderlijke talent moeiteloos aan te kunnen schuiven bij de Bierblikkentour. We waren allemaal zeer onder de indruk. Alsof hij nooit eerder had gedaan trapte Rein moeiteloos de kilometertjes weg, interesseerde zich voor het moois en het lelijks dat onze stad te bieden heeft en zette op volkomen natuurlijke wijze de blikken aan zijn mond. Rein bleek een natuurtalent te zijn.
Ik zag de mannen bij elkaar staan en het was weer een prachtig gezicht. Vormeloze bermuda's, afgetrapte sloffen en vale t-shirts staken fel af tegen de in merkkleding gestoken hippe vogels die ons omringden op het stationsplein. Het leek verdomd veel op een bijeenkomst van mislukte boswachters.
Toen we wegfietsten had ik weer mijn gebruikelijke wegtrekker en kreeg een visioen. Ik ontving een bericht van een of ander Opperwezen in de vorm van een gouden gloed met een satijnen bruingroene glans. Ik fietste richting het teken dat echter een paardenvijg bleek te zijn die als een uit de kluiten gewassen Ferrero Rocher lag te blinken in de zon. Ik schudde mijn hoofd, daalde weer af naar de realiteit en gaf de mannen het teken dat we op pad konden. Niets kon ons meer in de weg staan.
Het eerste deel van de tocht verliep via de Coolsingel, Boompjes en de Willemsbrug naar de wijk Feijenoord. Onderweg passeerden we massa's mensen die de grondbeginselen van de mathematiek niet beheersten. Anderhalve meter werd regelmatig verward met anderhalve decimeter of centimeter. Er liepen ook stakkers rond die, naar het zich liet aanzien, opzettelijk deden alsof ze de mathematische grondbeginselen niet onder de knie hadden .Als ware anarchisten keken ze brutaal de wereld in. Wie kon hen wat maken? Fuck corona! Zij bepaalden hoe er geleefd werd. Ongetwijfeld op een zaterdagmiddag, maar niet van maandag tot en met vrijdag waarin deze 'doorgewinterde anarchisten' de week doorbrengen aan de lopende band, opgezogen en ingesnoerd door het door hen zo verfoeide systeem.
' King for a day, fool for a life' is het motto dat op deze bij geboorte al mislukte idioten van toepassing is.
De wijk Feijenoord staat bol van de historie en is onontkomelijk verbonden met Lodewijk Pincoffs, de binnenhavens, arbeiders uit Zeeland, Brabant en het Middellandse Zeegebied en de voetbalclub geschreven met een i-grec . Ondanks de vele bouwplannen en gentrificering blijft het een down to earth rauwe volkswijk. Daar zullen enkele cocosmelk drinkende en zeewier knabbelde cosmopolieten niet veel aan kunnen veranderen.
Ik liet de mannen de drijvende woningen in de Nassauhaven zien. Niet omdat het nu zulke architectonische wonderen zijn, maar puur om te laten zien wat een drijvende woning is. Aan het IJ hebben ze het altijd over woonboten en dat bevreemdt me nogal. Een huis dat niet kan varen kan ook nooit een boot zijn. Blijkbaar hebben ze dat in de grachtengordel niet begrepen. Een stuk verderop streken we neer in de buurt van de foeilelijke Peperclip. Om precies te zijn aan de kop van de Binnenhaven, op de trappen bij de Vuurplaat. Het uitzicht en de setting zijn hier werkelijk fenomenaal. Aan je rechterhand strekt zich de Peperclip uit. Eens uitgeroepen tot wonder der bouwkunst, realistischer bekeken een misbaksel van ongekende grootte. De Binnenhaven is heerlijk ranzig . De kades zien eruit alsof ze al decennia niet onder handen zijn genomen, wat ongetwijfeld ook de waarheid is. De stenen zijn overwoekerd met onkruid en vuil. De meeuwen die zich ophouden op de trappen zijn onnatuurlijk groot. Ze staren vals uit hun ogen en hun vederdek is grijs van het grauw om hen heen. De boten die in de Binnenhaven ronddobberen hebben zich moeiteloos aangepast aan de omgeving. Ze zijn voornamelijk van hout en de primaire kleuren waarin ze eens geschilderd zijn zijn in geen velden en wegen meer te bekennen. De verf en het hout bladdert aan alle kanten af. De dekken worden bevolkt door voornamelijk kerels met staarten, blote basten en behaarde tricepsen. In de verte gloort het Poortgebouw met op de achtergrond onze indrukwekkende skyline. Ik slaak een zucht, trek een halve liter open en kantel het blik honderdtwintig graden. Het gerstenat spoelt door mijn keel. Ik kijk om me heen en zie dat de mannen mijn voorbeeld hebben gevolgd. Frank Boeijen zong eens Twee mannen zo stil. Zes mannen zo stil zou moeiteloos de lading dekken van dit geluksmoment. De aftrap was geslaagd.
De route werd vervolgd richting Tuindorp Vreewijk. We fietsten via de Kuip en daar ontstond enige reuring. Grote Geeuw en Ome Beertje belandden in een verhitte discussie. De kern van de discussie was of Feyenoord een nieuw stadion moet laten bouwen of dat de Kuip gerenoveerd moet worden. Het ging hard tegen hard tussen voorstander nieuw stadion ( Grote Geeuw ) en voorstander renovatie. ( Ome Beertje ) Gelukkig konden we ze uit elkaar trekken voordat ze elkaars hersens insloegen. De hele situatie bevreemdde me nogal. Ondanks dat ik alles bij hou op het gebied van Feyenoord is dat hele stadionverhaal volkomen langs me heen gegaan. Ik heb er werkelijk niks van meegekregen.
Via de luchtbrug zakten we af naar Vreewijk. Onderaan de luchtbrug bevindt zich een groenstrook genaamd Dalweg. Officieel is het hier Vreewijk al wordt het vaak ook aan Hillesluis toegedicht. Dit is een historische stek voor mij. Om de hoek, aan de Clingendael, heb ik mijn jaren doorgebracht op de Lagere School, de Odiliaschool. Deze school had toendertijd een lijntje met feestcomplex Spes Bona, aan de overzijde gelegen, en dan voornamelijk met de carnavalsvereniging de Keilebijters. Deze vereniging had een jeugdraad en de jeugdprins ging met 'pensioen'. Er moest vervanging geregeld worden en de vijver waaruit gevist werd was de Odiliaschool. Kinderen van klas vijf en zes konden stemmen voor een nieuwe jeugdprins. Ik heb en had net zoveel affiniteit met carnaval als een veganist met spareribs. Toch werd ik gekozen. Voor ik het wist stond ik in mijn prinsenpakje dansjes en voordrachten te oefenen. Vijf middagen was ik jeugdprins voor een zaal vol met kinderen. Het hoogtepunt was het drie keer opdraven tijdens het grote mensen carnaval. Het is je gewoon niet voor te stellen. Een zaal waar ( buiten corona ) nu maximaal tweehonderd mensen in zouden mogen was volgepropt met vijfhonderd beschonken, zingende, rokende en hossende volwassenen. De thermometer tikte de dertig graden aan toen ik door de mensenmeute mijn opwachting maakte. Als een volleerd bokser werd ik naar het podium begeleid. Na mijn toespraak, beantwoord met "Wat een spreker is die man" maakte ik het uur op het podium vol en had werkelijk geen idee waarom ik hier was beland.
Vlak voordat we wegfietsten kwam er een jongeman op ons aflopen. Hij was onberispelijk gekleed en droeg een pantalon, overhemdje en overgooier. Zijn kapsel was fris gewiekt en een laptoptas bungelde over zijn schouder. Hij keek olijk uit zijn ogen, liep naar ons toe en vroeg : " Heeft er iemand van jullie soms pijn? "
Mijn eerste gedachte was dat het een nar was die de boel lekker wilde stangen en middels een paar ferme kletsen op zijn hoofd zelf naar een portie pijn solliciteerde. Hij bleef echter in zijn rol en toen hij merkte dat wij apathisch voor ons uitstaarden kwam hij met een uitleg. In het kader van een onderzoek onderzocht hij de gedragingen van mensen die pijn lijden in de hoop middels wetenschappelijke analyses het leven van de beklaagden ietwat draaglijker te kunnen maken. Ongetwijfeld straalden wij pijn uit. Vele kilometers op derderangs stadsfietsen en reeds vele blikken bier door de keel gaven onze gezichten een verre van zachte Oil of Olaz-achtige uitstraling. Ik schaamde me een beetje voor mijn eerste indruk van hem. Hier langs de scherpe randen van Zuid, bevolkt door plebejers en parvenus, daar waar je je leven niet altijd zeker bent en de gemiddelde leeftijd ver onder het landelijke gemiddelde ligt, zweefde deze Halo onbarmhartig rond. Het speet me dat ik hem niet kon helpen en misschien had ik toch een van de mannen in de ballen moeten schoppen zodat hij een vragenlijstje op ons af kon vuren.
We doken het pittoreske Vreewijk in. Voor wie het niet kent, neem gerust eens een kijkje. Ik zal u niet teveel vermoeien met de geschiedenis maar licht toch een tipje van de sluier op. Het is een wijk gebouwd voor de vooroorlogse arbeider zodat deze een menswaardig bestaan kon gaan leiden en tevens het centrum van Rotterdam werd ontlast. Dit centrum, ook wel de Stadsdriehoek genoemd, was, volgepropt met tachtigduizend armzalige, ziekelijke, kreupele, stinkende, stelende, hoererende, anarchistische, alcoholische en hopeloze plebejers. De enkele notabelen die de stad rijk was liepen met een grote boog om dit afval heen. De arbeiders bewoonden donkere, holle, kille, vochtige krotten die grensden aan grachtjes waarin gepist, gekotst en gescheten werd of in krotten in stegen die zo nauw waren dat de zon er nooit doordrong. De stank was niet te harden. Het is je haast niet voor te stellen wat voor impact Vreewijk op deze stakkers gehad moet hebben. Ze kwamen te wonen in een sfeervolle wijk die de uitstraling had van een dorpje ergens in de provincie. Stenen huisjes, voor - en achtertuintjes, singels met veel groen, ruimte om te spelen voor de kinderen, het kon niet op. Het absolute hoogtepunt vormde en vormt nog steeds het centrale plein, de Brink. Dit is ook de stek waar wij heen togen.
Op de Brink hadden we ons Yin en Yang moment. Op het bankje en het muurtje onder de monumentale bomen werd de stilte slechts doorbroken door het klikken van de lipjes van onze blikken. Rein was zwaar onder de indruk, zo had hij Zuid nog nooit gevoeld. Grote Geeuw pinkte een traantje weg en Ome Harry prevelde met hese stem dat ie zich in een andere wereld waande. Rellen Ron was sprakeloos en mompelde dat hij elk moment een boerenkar uit Ons Dorp van Wim Sonneveld verwachtte. Zelfs Ome Beertje moest toegeven dat dit niveau in Sufstad bij lange na niet werd bereikt. Ik liet de mannen genieten van de serene rust voordat we de drukte van de Groene Hilledijk en de Beijerlandselaan in zouden duiken.
Rein wees ons op een boven de bomen uitstekende torenspits. Deze bleek te behoren aan een kerk aan de Lede.
" Alvorens we de Groene Hilledijk opknallen wil ik graag ik nog even de kerk zien" zei Rein. De voorheen Hervormde kerk bleek in het bezit te zijn gekomen van een ander genootschap. Ik zag de mannen hun hersenen pijnigen, ze kwamen er niet uit. Ik had inmiddels onderstaande tekst ontdekt en hieruit gefilterd dat het inmiddels sinds jaren een onderkomen is voor de Servisch-orthodoxe parochie van de Heilige Drie-Eenheid.
Cpncka npabocnabha napoxnja "Cbeta Tpojnua."
Ondanks het feit dat ik het volste vertrouwen in de stuurmanskunsten van de mannen had gaf ik ze vooraf een waarschuwing voor het verkeer op de Groene Hilledijk en de Beijerlandselaan. Deze twee lanen zijn de ware levensaders van Rotterdam-Zuid. Je kunt het zo gek niet bedenken of het is hier te koop. Van alle honderdeenenzeventig nationaliteiten die in Rotterdam wonen is hier op elk gebied wel wat te verkrijgen. Met veel energie en enthousiasme bewegen de consumenten zich door de lanen. Dat dit vooral in grote bolides gebeurt maakt het extra spannend mede door het ontbreken van een fietspad. De verkeersregels worden hier zo goed als niet in acht genomen en de kans dat een van de honderdeenenzeventig nationaliteiten plotseling voor je de straat op springt of zijn of haar auto dwars voor je zet is zeer realistisch. Ik opperde de mannen dan ook te fietsen met de handen binnen bereik van de handremmen. Wonder boven wonder ging het goed. Ome Beertje moest een keer vol in de remmen voor een overstekend sujet. Dit resulteerde in een lamme remkabel, maar verdere schade was er niet.
Via de Beijerlandselaan sloegen we af richting het Afrikaanderplein. Onderweg zochten we een paar bouwcontainers en bomen op om onze blazen te legen. Het blijft een wonderbaarlijk gezicht, een kerel die zijn bierblaas staat te ledigen. Het karakteristieke hupje dat normaliter binnen een minuut verschijnt blijft weg. Als versteend staat de pissende man met zijn heupen naar voren gedrukt. Als je denkt "hij is in slaap gevallen" zie je ineens dat hupje en draait hij zich om.
Het Afrikaanderplein was zoals verwacht hectisch en druk, het Athene van Rotterdam-Zuid.
Het werd tijd om de fietstunnel onder de Maas op te gaan zoeken om vanuit de andere zijde van de Maas richting West te fietsen. We besloten nog wel een stop te maken op twee eerder bezochte stekken, de Brielselaan en een cafeetje daar in de buurt. Op de Brielselaan was het wederom genieten. Het uitzicht was mogelijk nog mooier, de locals zagen er weer prachtig uit en de zilte wind die vanaf de Maas in onze gezichten woei deed het bier weer heerlijk smaken. Op onze vorige tour hadden we op het terras van het nabijgelegen cafeetje een nogal bijzondere ervaring. Het bier werd geserveerd door een tijger. We waren benieuwd of de tijger, ofwel vrouw in tijgerpak,wederom uit z'n kooi was ontsnapt. De tijgervrouw was dit keer echter niet te zien. Dit weerhield ons er niet van diverse flessen en tappilzen naar binnen te gieten onder het 'genot ' van de meest afgrijselijke muziek die je je maar kunt voorstellen. De toonladders sneden als scheermessen door onze trommelvliezen die normaal gestreeld worden door hemelse melodieën.
Het werd tijd voor de Maastunnel. Wie nog nooit met zijn fiets door het fietsgedeelte is gegaan heeft geen idee wat hem of haar te wachten staat. De roltrap is zo’n beetje de langste van het land en ook tamelijk steil. Sinds de oplevering, tijdens de oorlogsjaren, voldoet maar één trucje om veilig naar beneden te gaan en weer boven te komen. Op het moment dat de roltrap daalt of stijgt is het zaak je voorwiel een slag te draaien. Het liefst op die manier dat het gewicht van de fiets evenredig is verdeeld. Dat lijkt eenvoudig maar dat is het niet. Ervaren roltrapgebruikers pochen door hun fiets met hun pink in evenwicht te houden. De niet ervaren roltrapgebruikers zijn gemakkelijk te herkennen. Ze hangen met verhitte hoofden en hun volle gewicht aan hun fiets alsof deze elk moment kan wegvliegen. Ome Harry had enige twijfels omtrent dit onderdeel. Ik heb het niet meer helemaal helder op mijn netvlies staan hoe hij is gevaren, maar ik trof hem weer in goede gezondheid aan de andere kant van de Maas aan.
We waren alweer op weg naar de laatste stek van onze tocht, het Schiehoofd. Het pissen links en rechts bleef gestaag doorgaan onderweg. Het blijft toch verbazingwekkend dat je zes liter urine nodig hebt om vier liter bier weg te pissen. Deze stek was een mooie afsluiter me dunkt. Het voormalige RDM Veerhuis, het niet meer in gebruik zijnde visrestaurant, inclusief met onkruid overwoekerd terras, en de houten vlonder geven het geheel een apocalyptische aanblik. We zegen ineen op de vlonder, produceerden de alom bekende klikgeluiden en genoten van de omgeving en de ganse dag.
Foto : Raymond Swaep
Reacties
Een reactie posten