Doorgaan naar hoofdcontent

Inflextobioneren




Ik kwam laatst thuis en tot mijn verbazing zat er een voor mij onbekende man op de bank. Hij had een knoestig voorkomen. Zijn huid leek op getaand leer en zijn ogen waren gitzwart als houtskool. De kleren die hij droeg leken van de zolder van een theater te komen en de lucht die om hem heen hing was niet van deze tijd.

“ Bent u de Weledel zeer geleerde heer de Wit? “  vroeg ik hem. “ De heer de Wit, woordkunstenaar, zestien kilometertjes hier vandaan wonend en verwekker van meesterlijke proza en wetenschappelijke ontboezemingen als :

 

  • De Brug der Zuchten blaast zijn laatste adem uit.
  • In Transsylvanië lassen ze lichaamsdelen aan elkaar.
  • Hoogmoed komt na de val.
  • Het nut van een waterpas in het hooggebergte.
  • Haring en slagroom: het proberen waard.
  • Mijn gemoed is zwaar, maar de maaltijd is licht.
  • Driehoekige ballen rollen moeizaam.
  • Waarom crèmespoeling niet aan kikkers is besteed.
  • Verrekijkers voor blinden, een gaatje in de markt.
  • Een kuifeend met een leren jack.
  • Zeewier, een niet te onderschatten dikmaker.
  • Tijdreizen kost tijd.
  • In het land der neerslachtigen is een lach nooit ver weg.
  • Spelonken in een mistig polderlandschap.
  • De verhuizing van een Inuit naar de tropen en de uitwerking op diens vie sexuelle
  • Het pareltje dat de wereld van de Masterchefs op zijn kop heeft gezet en de kijk op moleculair koken honderdtachtig graden heeft gedraaid - Slagroom kloppen zonder kloppen.

 

“ Deze mijnheer de Wit is mij niet bekend “ zei hij.

Hij keek me aan en fluisterde : “ Mag ik me aan u voorstellen? “

“ Gaat u gang “ Ik was nochtans reuze benieuwd.

“ Mijn naam is Atilla. “

“ de Wit? “

“ Nee de Hun. “

“ De Hun ? “

“ Ja. Atilla de Hun. Ik ben uw verbeelding. “

“ Mijn verbeelding? “ hoorde ik mezelf vragen.

Ik had werkelijk geen idee wie hij was, waar hij het over had en hoe hij überhaupt mijn huis binnen was gekomen.

“ Je staat voor raadsels “ zei hij. “ Ik zal het je proberen uit te leggen. “Atilla rekte zich uit en ging er eens goed voor zitten.

“ Ik ben een verbeelding, dat wil zeggen dat ik het product ben van een ander mens. Ik ben niet stoffelijk, besta niet uit vlees en bloed en ben geen onderdeel van ruimte, tijd en welke dimensie ook.  Ik heb geen levensduur, maar leef in het oneindige. Mijn vorm is afhankelijk van wat iemand denkt en verbeeldt. “

Ik wilde hem iets vragen, maar hij raasde verder.

“ Ik ben niet persoonsgebonden, maar ik kan niet de verbeelding zijn van meerdere personen tegelijk. Nu ben ik Atilla, maar over een uur kan ik wel iemand of iets anders zijn. “

Atilla stopte met praten om adem te halen en ik zag mijn kans schoon.

“ Wat is het criterium om aan iemand te verschijnen Atilla?  En wat bedoel je met iets? “

Atilla keek me strak aan. Ondanks het feit dat hij beweerde niet stoffelijk te zijn zag hij er toch verdomd vast uit. Ik had zin om hem aan te raken. Alsof hij mijn gedachten kon lezen begon hij rondjes te lopen, steeds verder van me vandaan.

“ Als een persoon heel sterk, maar dan ook heel sterk aan iets of iemand denkt dan is er een kans dat ik verschijn. Ik kan verschijnen in de vorm van de persoon waar aan gedacht wordt, maar als er bijvoorbeeld heel sterk aan een begrip wordt gedacht dan kan ik verschijnen in de vorm van een persoon die dat begrip symboliseert.”

Ik begreep er nog niet veel van en vroeg hem of hij concreet een voorbeeld kon geven.

“ Natuurlijk, geen probleem “ zei hij en haalde diep adem. “ Iemand die heel vaak en heel sterk aan bijvoorbeeld Mark Rutte,Yves Montand of Joan of Arc moet denken en hij of zij bezit de juiste eigenschappen, dat wil zeggen geestelijk volkomen in balans, dan bestaat de kans dat ik de signalen oppik en voor deze persoon verschijn in de vorm van Mark Rutte,Yves Montand of Joan of Arc

Het begon me sterk te duizelen.

“ Hoe vaak kijk jij in de spiegel? vroeg Atilla.

“ Iedere vrijdagavond, als ik mijn tanden poets. “

“ Ok “ mompelde Atilla. “ Wat zie je in de spiegel en waar denk je aan? Wat verbeeld je je? “

Wat moest ik hier nu op gaan zeggen?

“ Ik zie een oud hoofd met flinterdun, gortdroog haar. “

“ En waar denk je dan steeds aan. Wat beeld je je in? “

Het kwartje begon bij me te vallen. Iedere vrijdagavond na het tandenpoetsen probeer ik mijn haar in een staart te doen. Het haar is echter te dun en te droog en het glipt tussen mijn vingers weg. Hoe vaak heb ik niet naar afbeeldingen van Atilla de Hun zitten staren in geschiedenisboeken, jaloers als ik was op die weelderige, dikke volvette bos haar van hem.

“ Precies “ hoorde ik Atilla zeggen, alsof hij mijn gedachten kon lezen. “ Ik ben dus een verbeelding van jouw sterke gedachten aan Atilla de Hun.”

“ Onvoorstelbaar “ riep ik. “ Dit kan toch niet waar zijn. “

“ Je mag me dadelijk proberen aan te raken. Je zult merken dat ik lucht ben en na verloop van tijd verdwijn. “

“Er is echter nog een verschijningsvorm, deze heet inflextobionering. “

“ In wat? “

“ Inflextobionering, geschreven met een Xantippe. Het is een zelfstandig naamwoord. Het kent ook een werkwoordsvorm, inflextobioneren. Aangezien ik de enige verschijning ben die kan inflextobioneren kun je het alleen in de ik-vorm vervoegen. Het woord heeft een zwakke vervoeging in de verleden tijd. Je krijgt dus :

Ik inflextobioneer

Ik inflextobioneerde

Ik heb geïnflextobioneerd

Je kunt het ook vervoegen in de lijdende vorm. 

Jij bent geïnflextobioneerd

“Maar wat is inflextobioneren dan in vredesnaam Atilla??? “

“ Als iemand voor langere tijd extreem diep aan iets of iemand denkt dan verschijn ik en verdwijn in het lichaam van degene voor wie ik verschijn. Hij of zij neemt dan de gedaante aan van mijn verschijningsvorm. Ik ga nog een stap verder, indien het het verschenen personage niet meer leeft. Het is in dit geval niet van toepassing, aangezien je niet sterk genoeg aan Atilla de Hun hebt gedacht om het te kunnen bewerkstelligen. Was dit wel het geval geweest, dan was ik in je geïnflextobioneerd en was je Atilla de Hun geworden. “

“ Bedoel je dan dat ik was gaan tijdreizen? “

“Precies. Ik zal je een voorbeeld geven. Ik ben wel eens verschenen aan een man die ontzettend was belazerd door zijn zakenpartner. Dag en nacht moest hij aan die verrader denken. Ik ben voor hem verschenen als Judas Iskariot en ben in hem geïnflextobioneerd. Hij werd een kleine tweeduizend jaar teruggeslingerd in de tijd. “

“ Dit kan gewoon niet “ zei ik verdwaasd. “ Dit is waanzin. “

“ Kom “ zei Atillla. “ Raak me aan. “

Ik liep naar Atillla en legde mijn hand op zijn schouder. Mijn hand gleed door zijn lichaam als ware het een wolk. Langzaam loste hij op en verdween als een flard nevel op de vlucht voor de zon.Ik liet me neervallen op de bank, doodop. Mijn ogen werden zwaar en ik verzonk in een diepe slaap.

Toen ik wakker werd was het aartsdonker. De duisternis was dik, alsof je er met een vijl krullen vanaf kon schaven. Ik herinnerde me flarden van een droom, een vage droom. Het had iets te maken met verbeelding, wensen en iemand die tegen me sprak en zei dat hij het product van mijn verbeelding was. Misschien heb ik te hard gewerkt. Ik zit al jarenlang zielsgelukkig en alleen op mijn kamertje te schrijven aan mijn eerste boek. Het zal waarschijnlijk mijn enige boek worden, maar het moet meteen mijn magnus opus worden. Ik heb het niet breed, maar dit zijn de gelukkigste jaren van mijn leven. Ik ben volkomen onafhankelijk, anoniem en heb niet veel nodig.

Maanden, zelfs jaren gaan voorbij. Ik schrijf en ik schrap tot in het oneindige toe. Ineens is het daar, mijn boek met de titel “ De eerste week van mijn leven. “Ik heb alle literaire conventies losgelaten en ben volkomen los van stijl te werk gegaan. De uitgevers staan in de rij. Het boek is een daverend succes. Ik krijg het ene na het andere verzoek voor een interview. Ik mag opdraven in talkshows en op boekenfestijnen. De rechten worden verkocht aan veertig landen. Het geld stroomt binnen. Ik heb mijn knusse bovenwoning verlaten voor een smetteloos witte minimalistisch ingerichte villa in het Gooi. Bekende mensen uit de amusementswereld mag ik inmiddels tot mijn vriendenkring rekenen. Het boek gaat zelfs verfilmd worden. Beroemde acteurs bieden zich aan om een rol in de film te mogen spelen. Ik laveer tussen champagne, kaviaar en de jetset. Iedereen wil wat van me, ik ben van iedereen, maar ik ben niet meer van mezelf.

Het begint te wringen en te knellen. Elke dag wordt het gevoel van onbehagen sterker. Ik kan geen dag meer onbekend door het leven. Overal word ik aangestaard, willen mensen een praatje met me maken of mag ik onderdeel zijn van een selfie. Ik zou zo graag een stap terug willen doen, maar het gaat niet. Ik zit er gewoon te ver in. Ik kan niet meer terug.

Ik besluit er een week tussenuit te gaan. Hier in Alba strekt zich een van de mooiste landschappen van onze planeet zich voor me uit. De inktzwarte lochs, de donkergroene sparren, de heidevelden, het onstuimige weer, het heeft een gigantisch mediterend effect op me. Sinds jaren voel ik weer wie ik ooit was. Vanaf het loch drijven de mistvelden de berg op. Ik zie een gestalte lopen in de mist. Het is een man en hij komt naar mij toe. Hij komt me bekend voor. Nee!!! Dit kan niet waar zijn!! Hij gaat voor me staan. Ik kijk in mijn eigen ogen.

“ Je hebt extreem sterk en lang aan de begrippen anoniem en onafhankelijk gedacht. Ik ben naar je toegekomen om te inflextobioneren. “

Hij loopt door me heen en verdwijnt in mijn lichaam. De wereld om me heen begint te draaien en wordt vaag. Ik zweef buiten ruimte en tijd en drijf langzaam weg.

Ik word wakker op een harde stoel. Ik kijk om me heen en het voelt alsof mijn bloed in mijn aderen bevriest. Ik ben in mijn sfeervolle bovenwoning van weleer. Op de tafel ligt een dik pak papier. Het is het manuscript van De eerste week van mijn leven. Ik pak het manuscript en jaag de fik erin. Op een leeg vel papier begin ik de eerste woorden te schrijven. Het moet een geweldig boek gaan worden, absurdistisch, onleesbaar en vooral onverkoopbaar.

 

Foto : ontwikkelzin.nl

 

 

 

Reacties

  1. 'Koeien zonder helm', ook al zo'n bestseller.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik moet er ook niet aan denken ooit beroemd te worden. Dan kun je nooit meer aan een achteraftafeltje in een donker hoekje van een heerlijk biercafé in Delft met je vriendje een heerlijke Hel en Verdoemenis van brouwerij De Molen uit Bodegraven, alwaar mijn overgrootvader zaliger tot zijn dood heeft mogen wonen in een antiek grachtenpandje aan de Markt en waar ik nodig weer eens heen moet omdat ik er al 55 jaar niet ben geweest, zitten. Leve de ultieme onbekendheid!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Trammetje 8

  Ik ben woonachtig in een stad die voornamelijk bekend staat om diens uiterlijk van glas en staal. Als niets ontziende speren schieten torens van glas, staal en beton de lucht in. Toch heeft mijn stad oude wijken waar de geschiedenis nog voelbaar en zichtbaar is. Een van die wijken is het Oude Noorden. Deze wijk is gelegen tussen de Noordsingel, de Bergweg, Noorderkanaalweg, Soetendaalsekade, Zwaanshals, Zwaanshalskade en de Zaagmolenkade. Een nauwe stadswijk omringd door een gordel van groen langs de Rotte en de Noordsingel. E r is iets met deze wijk. Als er afscheid wordt genomen van de zomer en de dagen korter en korter worden gebeuren er dingen die niet te begrijpen zijn. Mensen die het hebben meegemaakt en het hebben proberen te verklaren zijn volkomen krankzinnig naar het gekkenhuis afgevoerd. Hoewel ik zelf nooit getuige ben geweest van vreemde gebeurtenissen kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Vooral als ik tegen zonsondergang op één van mijn lievelingsplekken sta: op de

Dat is dan vijfentwintig cent.

    Ik loop richting de Coolvest, draai me om en kijk de Raamstraat in. Nog een paar weken en dan wordt de Zandstraatbuurt gesloopt. Eindelijk heeft Burgemeester Zimmerman dan zijn zin gekregen. De paupers zullen als ratten uit hun holen verjaagd worden. De krotten worden gesloopt en een nieuw stadhuis en modern postkantoor zullen ervoor in de plaats verschijnen. Er moet een stadsboulevard van allure komen. Het zal mij benieuwen. Wat zal ik de wijk gaan missen. Ontelbare uren heb ik er in de groezelige bierhuizen doorgebracht met een glas donker bier in mijn hand en een pak kaarten in mijn binnenzak. Het leven hier ligt mijlenver van dat van mij aan de Leuvehaven. De wereld van de Zandstraatbuurt, de wereld van de sloebers, alcoholisten, souteneurs, hoeren en ander gespuis. Ik veracht ze, maar oh wat heb ik ze nodig om me goed te voelen. Het geluk heeft me toegelachen  vanavond  tijdens het kaarten. Minstens vijfentwintig guldens rammelen in mijn zak. De laatste partij hebben ze me mo

Schipper mag ik overvaren?

  “Twee keer een overtocht, dat is dan samen zeven euro en vijftig cent mijnheer.“ “ Zeven euro vijftig voor twee tickets mijnheer.“ “ Euh….Sorry? Wat? “ “Voor de overtocht. Zeven euro vijftig.“ “Ja natuurlijk. Hier. Ik was even aan het dagdromen.“ “Zijn we weer op aarde eenzame fietser?,“ hoor ik achter me. Ik draai me om en kijk in het lachende gezicht van Ome Beertje. Op zijn blakende hoofd zit een pet van Sankt Pauli. “Je zat zeker weer in een andere dimensie,“ grijnst hij. “Een soort van Ome Beertje hahaha." Ome Beertje is mijn grote vriend. We kennen elkaar al zo lang dat we eigenlijk niet meer weten wanneer we in elkaars leven zijn verschenen. We hebben dezelfde humor en houden beide van contempleren. Ome Beertje beheerst het contempleren tot in de finesses en heeft mij er veel over geleerd. “De mens is een dwaasheid “ zeggen we altijd. “De mens wil altijd meer, maar meer is niet altijd beter.“ zeggen we ook vaak. Ondanks het feit dat de mensen steeds maar o