Ik word wakker met een vreselijke koppijn. Het is niet zomaar een pijn, maar een oneindig voortdurende martelgang tussen mijn oren. Botte messen raspen aan de binnenkant van mijn hoofd. Ik heb geen idee hoe ik eraan gekomen ben. De huiskamer is niet bezaaid met lege flessen drank, er ligt geen klauwhamer naast me op bed waarmee ik me wakker had kunnen slaan en ik heb niet geprobeerd om op zijn Harry Potter’s op het treinstation met mijn hoofd door de muur op perron negen driekwart te lopen. Een straffe bak koffie zal me ongetwijfeld in het land der levenden doen belanden. Integendeel,….. mijn slapen blijven kloppen, de watten in mijn hoofd verdwijnen niet, mijn keel is nog steeds schraal en mijn lippen zijn droog en vol met korsten. Er is maar één remedie voor deze kwelling: de fles. Ik trek mijn koelkast open en zie veel, behalve een fles. De koelbox op de vlonder in de tuin zit wel vol met flessen, alleen zijn deze leeg. Er hangt een weeïge alcohollucht in de koelbox. Een voor ee