Rotterdam, 5 december 2022
Ik ben een aanhanger van het Stoïcisme, het stoïcijns denken. Ik ben volkomen in balans en onvolkomenheden en fouten zullen mij niet uit mijn evenwicht brengen. In het leven zie ik vooral kansen. Ik heb mezelf dan ook de bijnaam de Kansenman gegeven. ( Misschien moet ik daar ooit eens iets over schrijven. ) Ik ben tevreden met de kruimels die het leven mij toewerpt. Een inspirerend boek, een goed glas en vooral niemand die me lastig valt maken mij dolgelukkig. Als ik om mij heen kijk moet ik helaas constateren dat weinig mensen deze geestelijke evenwichtigheid bezitten. Het gros der mensheid houdt zich bezig met het zich beter voordoen dan men is. Men probeert dit te verwezenlijken middels het vergaren van nutteloze kapitaalgoederen en het vullen van de tijd met overbodige bezigheden. U kent ze vast ook wel, de mensjes die hoog van de toren blazen over bijvoorbeeld hun wooncarrière of totale nietszeggende foto’s van zichzelf op social media plaatsen. Ik zag er laatst ook weer eentje. Een foto van een stuk factotem zittend op een terrasje achter een flute gevuld met een uitgeknepen mandarijn voor negen euro. Dit soort foto’s zijn, heel voorspelbaar, negen van de tien keer gemaakt op een zonovergoten, platgetreden, uitgedroogd zandeiland of in een of ander latino-achtig stadje ergens in de buurt van de Middellandse Zee. Het is allemaal uiterlijke schijn, aan het einde blijken deze mensjes toch altijd weer Meesters en Meesteressen in het incasseren van teleurstellingen te zijn.
Het is je haast niet voor te stellen,………………………..maar ook ik ben zo geweest. Ik leidde het leven van een doorgedraaide idioot, maar ik ben tot inkeer gekomen. Dit is geen lang proces geweest. Een ontmoeting met een persoon heeft mij een omslag van honderdtachtig graden doen maken. Deze ontmoeting vond lang geleden plaats,…………..heel, heel, heel lang geleden.
Het is bitterkoud onder de heldere sterrenhemel. De kale takken van de beuken en de eiken langs de weg zwiepen en kraken in de lucht. De felle maan werpt zijn schijnsels in de uitgestorven straten en de bevroren kasseien glanzen in het maanlicht. Hier in de uitgestorven dorpen van het achterland waan je je de enige persoon op aarde, maar schijn bedriegt. Gezang en vrolijkheid voeren de boventoon in de kleine huisjes en de boerenhoeves. Vaders en moeders zitten met hun kroost voor de open haard of hebben hun voeten op een warme kruik. Het ganse jaar hebben ze gebuffeld, maar vanavond is een avond van plezier en vermaak. Rook krult uit de schoorstenen omhoog en de geuren van kruidnagel, chocola, peperkoek en speculaas komen je op straat tegemoet. Het heerlijk avondje is gekomen en de families zijn er klaar voor.
In de verte hoor ik gestommel. Het lijkt uit de richting te komen van de uitgestrekte vennen die gelegen zijn aan de rand van het dorp. Ik duik een greppel in en wacht op wat er komen gaat. Mijn hart slaat over van geluk. In de verte zie ik een schimmel naderen en het lijkt erop dat de Goedheiligman op het paard zit. Ik kan het niet helemaal goed zien en kruip vanuit de greppel omhoog. Een koude rilling glijdt langzaam over mijn rug naar beneden. Het is inderdaad de Sint. Hij is omringd door wel honderd kolossale Pieten. Ze zijn gitzwart, lijkwit, bloedrood en asgrauw en stralen alles behalve menselijkheid uit. Hun blik is kil, doods, zonder leven. Dit zijn niet de kindervrienden van weleer. De meute nadert en ik kruip terug in de greppel.
Ongeveer twintig meter van me vandaan houdt de Sint halt. Er hangt een geur van zwavel in de lucht en deze lijkt van hem af te komen. Zijn gezicht is pokdalig, zijn ogen zijn bloeddoorlopen en de paar tanden in zijn mond zijn bruin. “ Pieten!!!! “ krijst hij met een afschuwelijk raspende stem. De Pieten komen om hem heen staan. Ze zijn onwezenlijk groot, zeker twee meter en hebben knoeten, speren en zwepen in hun hand. Hun blik is zo mogelijk nog bloeddorstiger dan die van de Sint. “ Pieten!!!! De dag der vergelding is aangebroken. Het volk dient getuchtigd te worden. Inhaligheid, het niet tonen van dankbaarheid en het ontbreken van nederigheid heeft hiertoe geleid. Jarenlang ben ik hun vriend geweest, maar ik kreeg er niks voor terug. Nu ben ik hun vijand. Pieten! Gaat uw gang. Heers en vernietig het canaille en de gauwdieven!!! “ Een angstaanjagend gebrul vult de lucht. De Pieten stuiven alle kanten op. Ze klimmen op daken, beuken deuren in vernielen alles wat op hun pad komt. Een Piet slingert een kabel met weerhaken in een schoorsteen. Een vader wordt uit de schoorsteen getrokken en bloedend afgevoerd met de weerhaken in zijn lijf. Het is inmiddels gaan sneeuwen en een spoor van bloed leidt naar een open plek waar stapels bruine zakken liggen. Met de knoet wordt de vader in de zak geknuppeld. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen vader, moeder of kind. Allen ondergaan hetzelfde lot. Bloederige hompen vlees worden over de ijzige straten gesleept. Het is de hel op aarde, krijsende vaders en kinderen en huilende moeders. De sneeuw kleurt langzaam rood en het ruikt naar dood en verderf. Het wordt me allemaal te veel. Ik voel mijn darmen samentrekken en ik stort mijn maaginhoud aan de rand van de greppel. Warm en dampend ligt het braaksel in de sneeuw.
Ik heb de aandacht van de Sint getrokken en hij leidt zijn schimmel naar me toe. Met zijn staf trekt hij me uit de greppel. Hij stapt van zijn schimmel, legt zijn knokige vingers om mijn hals en knijpt. Zijn asem riekt naar verdelging. Langzaam voel ik het leven uit me wegglijden. “ Alsjeblieft “ hoor ik mezelf smeken. “ Je kunt jezelf redden. “ fluistert hij in mijn oor. “ Wees mijn dienaar en geef me je ziel. Ik zal je nodig hebben in een verre toekomst. Ik zal je leven sparen als je er voor me zal zijn als ik me tot je richt. “ Uiteraard mijnheer “ zeg ik en ik voel zijn greep verslappen.
Ik kijk om me heen en de Sint en de Pieten zijn weg. Het
dorp is platgebrand en de straten zijn vergeven van de bloedsporen. Ik ga op
een muurtje zitten en overdenk de woorden van de Sint. Misschien heeft hij wel
gelijk, de hebzucht, de waanzin, het kent geen grenzen.
Tring tring tring.
“ Jeetje. Wie telefoneert er nu op een avond als deze? “
“ Hallo. Met de eenzame fietser. “
“ Hallo. Dit is de Sint. Ik heb je nu nodig. De tijd is gekomen.”
Reacties
Een reactie posten