Wegens een defect aan de zelfscan in de supermarkt ben ik genoodzaakt aan te schuiven in de rij voor de kassa. De zon schijnt onbarmhartig door de stoffige ramen naar binnen en doet de temperatuur flink oplopen in de chaotisch volgestouwde grutter. Ik heb het warm, ik heb dorst en ik voel me claustrofobisch. Vlak voor me staat een zeer aanwezig stel flink te kakelen. “ Wat een heerlijk weer. Het zonnetje schijnt zo lekker. Zullen we wat leuks gaan doen schat? ” ( Als we de kar met de Schijf van Nul hebben ingeladen? ” maak ik de zin in mijn hoofd af.) “Wat een goed idee. Wat dacht je van een terrasje pakken? “ “ Geweldig idee. Wat ben ik hier aan toe, een lekker wit wijntje “ Het gaat maar door. De holle frasen galmen door mijn hoofd als een op hol geslagen kwartet pauken. Na drie keer een woedeuitbarsting te hebben kunnen onderdrukken breek ik echter en grijp ik in. “ Wat bazelen jullie nou??!! Wat is dat voor uitgekraamde wartaal? Hebben jullie echt niks beters te doen dan het