Doorgaan naar hoofdcontent

Rode rook

 


Ik had vroeger een vriend die ik op een gegeven moment uit het oog verloren ben. Het was niet echt mijn type, het was een sjaggeraar. Normaliter ga ik niet met dit soort kleine lieden om, maar voor hem maakte ik een uitzondering. We lagen elkaar wel ondanks het feit dat ik moreel gezien volkomen superieur aan hem was. Ik ben hem echter uit het oog verloren.

 

Op een van de eerste dagen van de grote vakantie kwam hij naar me. “ Ik heb een bijbaantje “ zei hij. “ Ik ga dagelijks schoonmaken in het oude landhuis aan de rand van het bos. Er woont daar een oude kerel en ik heb het idee dat hij, ondanks zijn onverzorgde uiterlijk, erg rijk is. Ik ga dat de komende tijd uitzoeken en waar het mogelijk is probeer ik ervan te profiteren. “ Zou je dat nu wel doen? “ vroeg ik. “ Zo’n zielig oud mannetje, als de politie erachter komt. “ “ Maak je maar geen zorgen. Zo zielig is hij niet. Ik ben er inmiddels heel discreet achter gekomen dat hij sinds mensenheugenis in dat landhuis woont. Niemand heeft enig idee wanneer hij er is komen wonen, alsof hij er altijd al is geweest. Ik heb ook tegen niemand gezegd dat ik er ga schoonmaken. Jij bent de enige, dus mondje dicht! Ik hou je op de hoogte “ en lachend liep hij weg in zijn zwarte pantalon, zwarte schoenen en zwart overhemd. Ik had hem nog nooit in andere kleren gezien dan in deze zwarte outfit.

 

Een week later belde hij me op en vroeg of ik zin had om met hem te gaan wandelen. “ Ik zit nu bij de kapper “ zei hij, “ maar laten we over een uur afspreken aan de rand van het dorp. Dan maken we een wandeling richting het landhuis en zal ik je het een en ander vertellen. " Ik zag hem in de verte staan, aan de rand van het dorp. Hij zag er oogverblindend uit. Zijn haar was fel rood geverfd en stak goed af tegen zijn zwarte kleding.

“ Wat vind je ervan? “

“ Prachtige kleur, heel bijzonder. “

“ Kom. Dan gaan we een stuk lopen. “

Hij vertelde me dat hij het reuze naar zijn zin had in het landhuis. De oude man was een beetje excentriek. Het huis was prachtig ingericht. “ Het is net een museum, schilderijen, meubelstukken, tapijten, van oud tot zeer oud. Het servies alleen al is denk ik kapitalen waard. Ik zit eraan te denken zo nu en dan wat mee te nemen en dat te verpatsen. Ik begin met dingen die niet zullen opvallen. Hij laat me volkomen vrij in mijn werk, dus zoveel moeite zal het me niet kosten. “ Hij raasde maar door en deed geen moeite om zijn enthousiasme te temperen. “ Stop “ zei hij. “Vanaf hier kun je het huis goed zien. “ In de verte zag ik het landhuis liggen. Dikke wolken grijze rook kwamen uit de schoorsteen. “ Hij heeft altijd de open haard aan, of het nu koud is of niet. “ Ik tuurde door de verrekijker naar het landhuis. Het zag er vervallen, doch indrukwekkend uit. Er was geen teken van leven te bespeuren. “ Laten we volgende week op hetzelfde tijdstip afspreken. Ik zorg ervoor dat ik wat spullen jat uit het huis en zal je de buit dan tonen. Aanstaande woensdag achter de verlaten molen om 17.00 uur “. “ Prima “ en ik keek hem na toen hij wegliep. Die zwarte lange gestalte met dat felrode haar, het was een bijzonder gezicht.

 

De volgende woensdag was ik lichtjes opgewonden over onze afspraak. Ik voelde me toch een soort van medeplichtig aan het beroven van een oud mannetje. Om 16.45 uur was ik bij de molen en ging in het gras zitten. Het kwartiertje wachten leek uren te duren. Om 17.00 uur was hij er nog niet. De tijd verstreek, 17.10, 17.15, 17.20. Ik tuurde de horizon af, maar zag niks. Dit was niks voor hem, punctueel als hij altijd was met afspraken. Hij beantwoordde zijn telefoon ook niet. Ik besloot richting het landhuis te lopen en hem daar op te wachten. Om 17.35 uur kwam ik aan en verschool me achter een boom. Geen teken van mijn vriend, 17.45, 17.55, 18.10. Hij nam zijn telefoon nog steeds niet op. Wat moest ik doen? Hij zou me ongetwijfeld verwijten gaan maken, maar ik besloot aan te gaan bellen bij het landhuis.

 

Er hing een macabere stilte toen ik voor de deur stond. Ik zocht tevergeefs naar een bel die er niet was. Ik klopte op de houten deur die kraakte onder mijn vuist. Het bleef stil, heel lang stil. Na enkele minuten hoorde ik geschuifel achter de deur. Langzaam werden diverse sloten omgedraaid en ging de deur piepend open. Ik keek in de ijsblauwe ogen van een oude grijsaard. Hij keek me doordringend aan. Zijn zilvergrijze haar stak sterk af tegen zijn zwarte pantalon, zwarte schoenen en zwart overhemd.

“ Ik kom hier voor mijn vriend “ zei ik. “ Degene die hier schoonmaakt. “

“ Vriend? Schoonmaken? Waar heb je het over? “ zei hij met een droge, krakende stem.

“ Mijn vriend die hier sinds een paar weken schoonmaakt bedoel ik. “

“ Er maakt hier niemand schoon. Ik woon hier al sinds mensenheugenis en de enige die hier schoonmaakt ben ik zelf. Ik vrees dat je je vergist jongmens. “

Ik was met stomheid geslagen. Mijn vriend had me een flinke poets gebakken. De oude man deed de deur dicht en even leek het of ik zijn mondhoeken zag opkrullen. Ik liep richting het bos en aan de rand draaide ik me nog een keer om. Ik heb mijn vriend nooit meer gezien sinds die dag. Wat ik wel zag toen ik me nog een keer omdraaide was de dikke, rode rook die uit de schoorsteen van het landhuis kwam.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Trammetje 8

  Ik ben woonachtig in een stad die voornamelijk bekend staat om diens uiterlijk van glas en staal. Als niets ontziende speren schieten torens van glas, staal en beton de lucht in. Toch heeft mijn stad oude wijken waar de geschiedenis nog voelbaar en zichtbaar is. Een van die wijken is het Oude Noorden. Deze wijk is gelegen tussen de Noordsingel, de Bergweg, Noorderkanaalweg, Soetendaalsekade, Zwaanshals, Zwaanshalskade en de Zaagmolenkade. Een nauwe stadswijk omringd door een gordel van groen langs de Rotte en de Noordsingel. E r is iets met deze wijk. Als er afscheid wordt genomen van de zomer en de dagen korter en korter worden gebeuren er dingen die niet te begrijpen zijn. Mensen die het hebben meegemaakt en het hebben proberen te verklaren zijn volkomen krankzinnig naar het gekkenhuis afgevoerd. Hoewel ik zelf nooit getuige ben geweest van vreemde gebeurtenissen kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Vooral als ik tegen zonsondergang op één van mijn lievelingsplekken sta: op de

Dat is dan vijfentwintig cent.

    Ik loop richting de Coolvest, draai me om en kijk de Raamstraat in. Nog een paar weken en dan wordt de Zandstraatbuurt gesloopt. Eindelijk heeft Burgemeester Zimmerman dan zijn zin gekregen. De paupers zullen als ratten uit hun holen verjaagd worden. De krotten worden gesloopt en een nieuw stadhuis en modern postkantoor zullen ervoor in de plaats verschijnen. Er moet een stadsboulevard van allure komen. Het zal mij benieuwen. Wat zal ik de wijk gaan missen. Ontelbare uren heb ik er in de groezelige bierhuizen doorgebracht met een glas donker bier in mijn hand en een pak kaarten in mijn binnenzak. Het leven hier ligt mijlenver van dat van mij aan de Leuvehaven. De wereld van de Zandstraatbuurt, de wereld van de sloebers, alcoholisten, souteneurs, hoeren en ander gespuis. Ik veracht ze, maar oh wat heb ik ze nodig om me goed te voelen. Het geluk heeft me toegelachen  vanavond  tijdens het kaarten. Minstens vijfentwintig guldens rammelen in mijn zak. De laatste partij hebben ze me mo

Schipper mag ik overvaren?

  “Twee keer een overtocht, dat is dan samen zeven euro en vijftig cent mijnheer.“ “ Zeven euro vijftig voor twee tickets mijnheer.“ “ Euh….Sorry? Wat? “ “Voor de overtocht. Zeven euro vijftig.“ “Ja natuurlijk. Hier. Ik was even aan het dagdromen.“ “Zijn we weer op aarde eenzame fietser?,“ hoor ik achter me. Ik draai me om en kijk in het lachende gezicht van Ome Beertje. Op zijn blakende hoofd zit een pet van Sankt Pauli. “Je zat zeker weer in een andere dimensie,“ grijnst hij. “Een soort van Ome Beertje hahaha." Ome Beertje is mijn grote vriend. We kennen elkaar al zo lang dat we eigenlijk niet meer weten wanneer we in elkaars leven zijn verschenen. We hebben dezelfde humor en houden beide van contempleren. Ome Beertje beheerst het contempleren tot in de finesses en heeft mij er veel over geleerd. “De mens is een dwaasheid “ zeggen we altijd. “De mens wil altijd meer, maar meer is niet altijd beter.“ zeggen we ook vaak. Ondanks het feit dat de mensen steeds maar o