Doorgaan naar hoofdcontent

Wandelen met je neus.

 


Naast fietstochten maak ik zo nu en dan ook uitstapjes met de benenwagen. Vandaag staat er een wandeling langs de Rotte, richting de polders, gepland.

Ik vul mijn rugzak met proviand; speltcrackers met sesampasta, een liter havermelk, drie ons gewelde quinnoa, twee ons gojibessen, een handvol chiazaad, een thermoskan vlierbloesemthee en een kwartet flessen Dubbele Bruine van Westmalle. Ik hang mijn binocular om mijn nek, trek mijn duffelse jas aan en ga op pad. Het is een prachtige ochtend. Windvlagen blazen door het riet en creëren een symfonie van natuurklanken. De laaghangende zon zorgt met zijn stralen op de in herfstkleuren getooide natuur voor een prerafaëlitisch kleurenpallet en de geluiden van zoogdieren en fladderaars minimaliseren de rusteloze aanwezigheid van de homo sapiens.

Ik heb er stevig de pas in als ik vanuit mijn rechter ooghoek een papieren vliegtuigje naar beneden zie dwarrelen. Het vliegtuigje landt pardoes voor mijn voeten. Op de vleugels staat een tekst geschreven : Gaat u zwemmen met een rugzak de borstcrawl, dan kunt u er donder op zeggen : Uw rugzak loopt vol. Wat een rare tekst. Plots wordt mijn aandacht getrokken door het geluid van een vliegtuigje dat niet al te hoog in de lucht hangt. Er springt iets of iemand uit en zo te zien lijkt het geen mens. Ik pak mijn binocular en stel deze scherp. Warempel, in de parachute hangt een kanjer van een olifant. Alsof de olifant het op mij voorzien heeft zweeft deze in mijn richting. Ik raak in paniek, spring de Rotte in en probeer middels de borstcrawl weg te zwemmen. Dat valt niet mee gezien het feit dat ik een rugzak om heb. De olifant landt en luid trompetterend als Dizzy Gillespie rent het beest weg. Ik zwem, of wat daar ook voor door moet gaan, naar de kant. Ik word op de kant getrokken door een kleine, stevige kerel met een tsaristische krulsnor en gekleed in een knickerbocker, een geruit overhemd, hoge, wollen sokken en Dick Passchier laarsjes. In zijn linkerhand houdt hij een zweepje.

‘Wie is u? ‘vraag ik.

‘Ik ben de dompteur. Heeft u toevallig een olifant gezien? ‘

‘Zeker. Hij is hier net geland en weggerend langs de Rotte. ‘

‘Richting Oud Verlaat of richting het Oude Noorden? ‘

‘Richting het Oude Noorden. ‘

‘Dank u, ‘ zegt hij en hij duikt de Rotte in en begint aan een indrukwekkende borstcrawl richting het Oude Noorden.

Ik heb inmiddels mijn rugzak open gemaakt en geconstateerd dat deze is volgelopen en mijn lunch totaal is vernaggeld. De opwinding heeft me enigszins hongerig gemaakt en trek ik een kuifeend uit de Rotte,maal deze fijn tussen mijn tanden en kluif het beestje tot de botten af.

Na deze geïmproviseerde lunch loop ik verder en na ongeveer een straffe drie kwartier zie ik een mooi stek aan het water, de perfecte plek om te contempleren. De kuifeend is nochtans zwaar op de maag gevallen en ik kan wel wat rust gebruiken. Ik vlij mijn bibs neer in het zachte gras, maar de rust wordt al snel verstoord door wartaal - achtige kreten. Naast me zit een dronkenlap te oreren. Hij heeft een halfvolle fles Dubbel Gebeide Oude Jenever in zijn met wratten bezaaide knuisten. Met zijn bloeddoorlopen, snotgrijs gekleurde ogen kijkt hij me aan en zegt : Hap, hap, hap en weg is het linker been. Gelukkig heb je nu geen last meer van jeuk aan je linker teen. Ik besluit er geen aandacht aan te schenken. Mijn oogleden vallen neer als een haperende luxaflex en ik betreed het land der slapenden. Ik word wakker van gesmak en een brandend gevoel ter hoogte van mijn linker knie. Tussen de slaapkorsten door zie ik nog net een reus van een alligator wegzwemmen met een stuk been waaraan een mij bekende laars zit.  Ik kijk omlaag en zie een bloedende stomp, net onder mijn knie. De rest van het been onder de knie is verdwenen en de kans dat deze in de bek van de alligator zit lijkt me een niet te onderschatten honderd procent. ‘Hellup!!!’ krijs ik naar de lamzak, die echter al verdwenen is. Een geluk bij een ongeluk is dat hij zijn halve fles Dubbel Gebeide Oude Jenever heeft laten staan. Ik giet de inhoud over de bloedende stomp, deze begint te sissen en te roken, maar het bloeden houdt gelukkig op. Ik trek de eerste de beste kuifeend die langs zwemt uit de Rotte, ontdoe deze van de veren en maak er een geïmproviseerde mitella van. De kale eend werp ik richting de alligator maar deze verkiest mijn been boven de kuifeend. Het wordt hoog tijd verder op pad te gaan. Mijn kruissnelheid zakt nu drastisch,voornamelijk veroorzaakt door het feit dat ik van nu af aan moet hinken in plaats van lopen.

Na een uurtje hinkelen kom ik bij een landtong waar op het uiterste puntje een bankje staat. Naast het bankje staat een grote ton. Deze heeft veel weg van zo’n ton in de sauna met ijskoud water gevuld en waar je na de sauna in kunt springen. Het uitzicht vanaf het bankje is fenomenaal en ik geniet met volle teugen. Aan de overkant van de Rotte zie ik een jongmens bezig een tekst op een groot reclamebord te schilderen. Ik kan niet goed lezen wat er staat dus pak ik mijn binocular en stel deze scherp. Wonder boven wonder heeft deze alle natte avonturen overleefd. Ik lees de volgende nogal wazige tekst : Zo zout als drop en zo zuur als citroen. Als u hierin springt hoeft u nooit meer kleren aan te doen. Hmmmm......abstract, zeer abstract. Ik heb het in de tussentijd behoorlijk warm gekregen en besluit  met mijn kleren aan in de ton gevuld met ongetwijfeld ijskoud water springen. Niet meteen kopje onder, maar wel tot en met de adamsappel. Ik spring en de ganse boel begint te sissen, te branden en te roken. Aan de binnenkant van de ton hangt een bordje met daarop een doodshoofd getekend en de tekst : Levensgevaarlijk!!! Zoutzuur. Ai, ai. Mijn ganse lijf, behalve mijn hoofd, is opgelost. Wat nu? Het wordt tijd om op huis te gaan. Ik zet mijn tanden in de binnenkant van de ton en op de een of andere manier weet ik mezelf omhoog te hijsen. Vanaf de rand van de ton spring ik in een potsierlijke motorboot die vlakbij aan de kant ligt. Ik verstop me bij het achtersteven en wacht op wat er komen gaat. Na een kwartiertje komen er een stel kleinburgers met ontblote bovenlijven de boot op scharrelen. Al lallend en onder het genot van blikken ranzig fabriekspils en goedkope pakken chardonnay varen ze richting het Oude Noorden. Ik blijf zitten waar ik zit en wacht mijn kans af. Die kans doet zich voor op de plek waar de Rotte het Oude Noorden in meandert, de Rottebrug. Met mijn kin, neus en oren ben ik inmiddels in staat richting en snelheid aan mijn hoofd te geven. Soepel rol ik naar het Liskwartier, richting mijn huis.

We hebben die ochtend grofvuil buiten gezet en ik zie dat deze nog niet is opgehaald. Om niet al teveel reuring te veroorzaken bij de buurtjes verstop ik me achter de hoop grof vuil. Toevallig komt net de graaiwagen van de roteb aanrijden. Op de zijkant staat de volgende slogan geschreven : Onze service is gratis, u betaalt niks en daarom zijn we voor u wel een knip voor de neus waard. Het gaat nu snel. De graaier hapt in de hoop grof vuil en neemt mijn hoofd mee. Tijdens het graaien knipte de graaier de neus van mijn hoofd. Het hoofd wordt in de bak gegooid en mijn neus rolt de stoep op. De wagen van de roteb rijdt weg, maar gelukkig, gelukkig ik ben bijna thuis. Met mijn neusvleugels breng ik mijn neus aan het rollen. Ik lig nu voor de deur, hoe kom ik in vredesnaam binnen?

De krantenman komt aanrijden en zet zijn fiets voor onze deur. Gelukkig hebben wij net een weekendabonnement op de kwaliteitskrant genomen. Het staat notabene op de krantentas van de krantenman geschreven: Wij hebben een neus voor het echte nieuws. Ik ben inmiddels aan het einde van mijn Latijn, maar weet nog met een laatste krachtsinspanning wat uit mijn neus te persen. Ik land op de krant en deze wordt door de brievenbus gegooid. God zij dank, eindelijk thuis.  Zoonlief komt aanlopen. 'Hallo zoon' , probeer ik te roepen, maar er komt geen geluid uit mijn neus. 'Gadverdamme. Er zit een kakkerlak op de krant!!!' gilt hij. Hij loopt weg en komt terug met een flinke vliegenmepper. '' Nee!!! Nee!!!'probeer ik nog. ' Ik ben het. Papa!!!' Maar het is te laat. De vliegenmepper daalt en dan wordt het donker, heel erg donker.

 


Reacties

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Trammetje 8

  Ik ben woonachtig in een stad die voornamelijk bekend staat om diens uiterlijk van glas en staal. Als niets ontziende speren schieten torens van glas, staal en beton de lucht in. Toch heeft mijn stad oude wijken waar de geschiedenis nog voelbaar en zichtbaar is. Een van die wijken is het Oude Noorden. Deze wijk is gelegen tussen de Noordsingel, de Bergweg, Noorderkanaalweg, Soetendaalsekade, Zwaanshals, Zwaanshalskade en de Zaagmolenkade. Een nauwe stadswijk omringd door een gordel van groen langs de Rotte en de Noordsingel. E r is iets met deze wijk. Als er afscheid wordt genomen van de zomer en de dagen korter en korter worden gebeuren er dingen die niet te begrijpen zijn. Mensen die het hebben meegemaakt en het hebben proberen te verklaren zijn volkomen krankzinnig naar het gekkenhuis afgevoerd. Hoewel ik zelf nooit getuige ben geweest van vreemde gebeurtenissen kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Vooral als ik tegen zonsondergang op één van mijn lievelingsplekken sta: op de

Dat is dan vijfentwintig cent.

    Ik loop richting de Coolvest, draai me om en kijk de Raamstraat in. Nog een paar weken en dan wordt de Zandstraatbuurt gesloopt. Eindelijk heeft Burgemeester Zimmerman dan zijn zin gekregen. De paupers zullen als ratten uit hun holen verjaagd worden. De krotten worden gesloopt en een nieuw stadhuis en modern postkantoor zullen ervoor in de plaats verschijnen. Er moet een stadsboulevard van allure komen. Het zal mij benieuwen. Wat zal ik de wijk gaan missen. Ontelbare uren heb ik er in de groezelige bierhuizen doorgebracht met een glas donker bier in mijn hand en een pak kaarten in mijn binnenzak. Het leven hier ligt mijlenver van dat van mij aan de Leuvehaven. De wereld van de Zandstraatbuurt, de wereld van de sloebers, alcoholisten, souteneurs, hoeren en ander gespuis. Ik veracht ze, maar oh wat heb ik ze nodig om me goed te voelen. Het geluk heeft me toegelachen  vanavond  tijdens het kaarten. Minstens vijfentwintig guldens rammelen in mijn zak. De laatste partij hebben ze me mo

Schipper mag ik overvaren?

  “Twee keer een overtocht, dat is dan samen zeven euro en vijftig cent mijnheer.“ “ Zeven euro vijftig voor twee tickets mijnheer.“ “ Euh….Sorry? Wat? “ “Voor de overtocht. Zeven euro vijftig.“ “Ja natuurlijk. Hier. Ik was even aan het dagdromen.“ “Zijn we weer op aarde eenzame fietser?,“ hoor ik achter me. Ik draai me om en kijk in het lachende gezicht van Ome Beertje. Op zijn blakende hoofd zit een pet van Sankt Pauli. “Je zat zeker weer in een andere dimensie,“ grijnst hij. “Een soort van Ome Beertje hahaha." Ome Beertje is mijn grote vriend. We kennen elkaar al zo lang dat we eigenlijk niet meer weten wanneer we in elkaars leven zijn verschenen. We hebben dezelfde humor en houden beide van contempleren. Ome Beertje beheerst het contempleren tot in de finesses en heeft mij er veel over geleerd. “De mens is een dwaasheid “ zeggen we altijd. “De mens wil altijd meer, maar meer is niet altijd beter.“ zeggen we ook vaak. Ondanks het feit dat de mensen steeds maar o