Doorgaan naar hoofdcontent

City Slickers

 


Misschien bent u bekend met de film City Slickers uit 1991. In deze film besluit een groepje vrienden uit de stad de wilde natuur in te trekken. Geweekt en gezalfd door het hedonistische stadsleven zijn ze totaal niet in staat om met de wetten van Moeder Natuur om te gaan, met alle gevolgen van dien. Tijdens mijn tochten door de natuur kom ik met grote regelmaat van die City Slickers tegen. Vrij recent nog zelfs.

Na een periode van vegeteren op mijn werk wordt het weer tijd om de batterij op te laden en te contempleren. Een vierdaagse werkweek gaat je niet in de koude kleren zitten. Ik pak de trein naar één van de afzichtelijkste havenplaatsen die ons land kent en neem daar de ferry naar de Hoge Landen, welke gelegen zijn in een uiterste hoek van het Avondland. Aangekomen in deze uiterste hoek neem ik een boemeltje die me binnen negentig minuten naar een uitgestrekt heidegebied gelardeerd met oude pijnbossen brengt. In een van God verlaten negorij heb ik een onderkomen geboekt in het etablissement genaamd The Highlander. Ik heb een kamer boven de meest afgelegen pub van het eiland.

Het inchecken geeft geen noemenswaardige problemen en voor ik het weet zit ik op mijn kamertje boven de pub. Behalve een peertje en lauw stromend water bevat het kamertje niets wat aan de moderne tijd doet denken. Volkomen afgelegen en van moderniteiten verstoken is dit de ideale plek om bij te komen. Ik kijk door het raam maar buiten en zie de grauwe heidevelden golven in de nevel. De nevel in de Hoge Landen is zo dik dat deze de structuur van spinrag heeft. De oude pijnbomen geven nog enig kleur aan de buitenruimte waar verder alle kleuren uit geslagen is.

Nadat ik me heb opgefrist wordt het tijd om een eenvoudige maaltijd en enige slaapmutsjes te nuttigen. Ik heb de volgende dag een stevige wandeling op het programma staan en wil na de wandeling een nacht in de natuur doorbrengen. Mijn eenpersoonstentje van 2kg inclusief slaapzak, een brandertje met 1 pit en een thermoskan is alles wat ik mee wil nemen. De rest, dat wil zeggen mijn tandpasta, tandenborstel, huissleutels en portemonnee zal ik op de kamer achterlaten.

De waard adviseert me de stew voor het avondeten. Deze is heel bijzonder zegt de waard en wordt niet iedere dag geserveerd. De chef is afhankelijk van de leveranties en maakt de stew alleen als het beste vlees voorradig is. Het is dus iedere dag afwachten of de stew op het menu staat. Ik blijk geluk te hebben dus. Ik moet zeggen dat de stew voortreffelijk smaakt. Deze is perfect in balans, goed gekruid en het vlees is erg mals. Het enige minpuntje is het naamplaatje dat ik op de bodem van het bord vind. Een plaatje met het opschrift Thomas More – Chef. Dat kan gebeuren. Als een chef eenmaal hard aan het werk is kan zo’n plaatje losschieten en in de pan verdwijnen. Ik vind het de moeite niet de waard hierop te attenderen. Het doet afbreuk doen aan de gastvrijheid en de stew op deze heerlijke avond. Onopvallend stop ik het naamplaatje in mijn portemonnee.

Na de maaltijd nestel ik me aan de bar. ‘Give me one of your Best Bitter, ‘ meld ik de waard. Terwijl ik het glas donkerbruine bitter aan mijn lippen zet kijk ik rond en zie her en der wat locals zitten. Ik schat de gemiddelde leeftijd rond de zeventig. Ik raak aan de praat met een local die een geruite rok draagt. Het is een prima kerel en we kunnen het goed met elkaar vinden. Ik vertel wat ik van plan ben en hij is zeer trots dat ik deze afgelegen hoek heb uitgekozen om te wandelen en te contempleren. Op een gegeven moment tikt iemand me op de schouders. Ik draai me om en kijk in twee bloeddoorlopen ogen. Waar de meeste locals in deze uithoek een flinke warrige bos rood haar hebben is deze local zo kaal als het maar zijn kan. Zijn hoofdhuid zit strak om zijn schedel gespannen. Hij heeft wel iets weg van de Nosferatu.

‘Duuuu nàt tuuuch the càrn!!!’ ‘Duuuu nàt tuuuch the càrn!!!’ asemt hij in mijn gezicht. Aangezien ik het Gàidhlig niet machtig ben pak ik mijn smartphone, activeer de vertaal app, zet mijn smartphone tegen zijn mond en probeer hem met handen en voeten duidelijk te maken nogmaals te zeggen wat hij zojuist heeft gestiet. ‘Do not touch the cairn!!! ‘hoor ik nu. Ik heb geen idee waar hij het over heeft, maar ik word te hulp geschoten door de man in de rok. Het komt erop neer dat ik op mijn wandeltochten de cairns niet mag aanraken. Alleen ernaar kijken is toegestaan. De cairns zijn gemaakt door voorouders die door The Clearances van hun gronden zijn verdreven en vermoord. Hun geesten waken over de heidevelden en de pijnbomen. Een ieder die aan de cairns zit is vervloekt en zal gegrepen worden door de geesten. Ik ken het verhaal van de Hoge Landen en ik weet waar hij het over heeft, welke plek The Clearances in de geschiedenis heeft. Ik besluit het spel mee te spelen, dol als ik ben op sprookjes, sagen en volksvertellingen. Dit is levende folklore buitencategorie en daar kan geen buitenissig monster in een of ander meer tegenop. Ik beloof dat ik respectvol met de cairns zal omgaan. Ik kan mijn lach haast niet inhouden. Nosferatu is nergens meer te bekennen, hoewel ik meen dat ik buiten in de schemer twee bloeddoorlopen ogen zie zweven in de nevel.

De volgende ochtend ben ik voor dag en dauw op. Ik loop naar een stuk verderop gelegen parkeerplaats vanwaar de wandeling begint. Tijdens het lopen hoor ik het al. Ongepaste geluiden, geblaat, gepoch en gekrakeel van Ondermensen die zich de natuur menen toe te eigenen, sterker nog, naar hun hand denken te zetten. Ik ben dit soort creaturen vaak tegengekomen en ze vallen altijd weer tegen. Ik loop de parkeerplaats op en ik zie ‘m staan, de onvermijdelijke City Jeep. Strak, hip, maar volkomen ongeschikt om er bijvoorbeeld off road mee te rijden. Naast de Jeep staan twee mannen en twee vrouwen van top tot teen in GORE-TEX kleding gestoken. Hun schoenen zien eruit als, wat zal ik zeggen, het meest futuristische schoeisel ooit gemaakt. Mijn wandelschoenen en wandelbroek van de Decathlon, werksokken en sweater van de Bas van der Heijden en de jas die ik al tien jaar in bezit heb en van een onbekende bestemming komt vallen er een beetje bij uit de toon. Dat idee hebben zij ook want enigszins fnuikend vragen zij wat mijn plannen zijn. ‘Wandelen, contempleren, een eenvoudige maaltijd maken en overnachten, ‘deel ik ze mee. Waar mijn spullen dan zijn wordt me gevraagd. Ik besluit geen antwoord te geven maar wijs op de grote smartwatch die een van de mannen om zijn pols heeft. Hij lijkt me een beetje de leider.

‘Het is een smartwatch, ‘zegt hij.

‘Wat moet je daarmee? ‘

‘Hiermee kan ik alles opmeten. Het aantal stappen, mijn bloeddruk, mijn balans. Het apparaat geeft precies aan of ik goed bezig ben, of ik gezond ben.

‘Wat geeft ie aan als je aids blijkt te hebben? ‘ vraag ik.

Als blikken konden doden. Hij heeft ook een flinke tatoeage op zijn kuit. Een tattoo met, je verzint het niet, de tekst I am a nature lover.

Ik laat ze met hun overmaatse rugzakken achter op de parkeerplaats en begin aan de wandeling. Het is één van die herfstdagen die uit een gedicht lijkt te zijn geslopen. De zon staat laag en doet de spinnenwebben blinken als gouden kettingen. De donkergroene pijnbomen wisselen af met loofwoud welke in bonte herfstkleuren is getooid. Ik loop door en langs manshoge varens en word omringd door het geluid van kletterende watervalletjes, krassende kraaien, trippelende eekhoorntjes, scharrelende zwijnen en op kousenvoeten lopende vossen. Het ruikt naar humus, noten en mossen. Op de uitgestrekte heide wemelt het van de burlende edelherten. Het is een machtig gezicht, deze massieve zoogdieren met hun gewei die al tochtig de bossen en heide afstruinen op zoek naar vrouwelijk gezelschap. Het is toch onbegrijpelijk dat er door sommige mensen op deze dieren wordt gejaagd. Je zou ze toch voor minder op de electrische stoel zetten.

Het begint al lichtjes te schemeren en ik besluit een plek te zoeken om mijn tentje op te zetten. Een stukje verder staat op een vlak stuk een bouwwerk van stenen. Warempel, het is één van die zogenaamde cairns waar de locals het over hadden. Komt dat even goed uit. De temperatuur is inmiddels flink gezakt en van de stenen kan ik een vuurplaats maken. Ik ontmantel het bouwwerk, leg de stenen naast elkaar, sprokkel hout en jaag met twee vuurstenen de fik in het sprokkelhout. Het wordt al snel behaaglijk warm. Ik vul mijn thermoskan met water uit de beek, diverse kruiden die ik heb geplukt en fijngestampte eikels. Ik wikkel de thermoskan in varens en leg de kan aan de rand van het vuur zodat het soepje langzaam warm wordt. De blauwe bessen die ik onderweg heb geplukt pers ik fijn tot jam die ik op het landbrood doe welke ik heb meegenomen. Het is genieten van deze eenvoudige, edoch eerlijke en pure maaltijd. Ik lig hier naast het vuur en tuur naar de sterrenhemel. Mooier kan het toch niet worden.

Ik ben bijna onder zeil als ik geluiden hoor van slepen, zuchten, klagen en janken. Het is werkelijk niet te geloven, maar de City Slickers zijn in aantocht. Er is weinig meer over van het zelfvertrouwen dat ze hadden op de parkeerplaats. Als ik ze zo achter elkaar zie schuifelen in het halfdonker moet ik aan de Wolgaslepers denken. Alsof ze model hebben gestaan voor dit schilderij. Volkomen uitgewoond laten ze zich bij het vuur op de grond vallen. Hier heb ik eigenlijk totaal geen zin in, maar de onuitgesproken afspraak is dat men elkaar helpt in de natuur in geval van nood. Nu heb ik weinig om bij te dragen, mijn soep en brood zijn op, maar ik besluit extra hout te sprokkelen zodat zij zich bij het oplaaiende vuur kunnen aansterken en verwarmen.

‘Ik heb helaas geen eten voor jullie, ‘zeg ik.

‘Dat geeft niet,’ zegt de smartwatch. ‘Wij gaan massa’s vlees eten. ‘

Ik blijf nog even zitten en wens ze alvast eet smakelijk en een goede nachtrust. Het lijkt me beter mijn tentje een paar kilometer verderop neer te zetten, ver weg van de City Slickers. Een kwartiertje lopen, aan de rand van het bos, vind ik een zachte, bemoste plek. Ik zet mijn tent op en val in een diepe slaap.

Ergens in de nacht word ik wakker. Heb ik gedroomd of was het echt? Een afgrijselijk geluid vulde de lucht, of was het mijn hoofd? Alsof iets of iemand een doodskreet uitte. Het geluid was zo vol en angstaanjagend dat het meerdere mensen, dieren of dingen kunnen zijn geweest. Ik probeer het geluid te reconstrueren in mijn hoofd en het lijkt nog het meest op een hert, een hert in doodsnood. ‘Wij gaan massa’s vlees eten,’ hoor ik de smartwatch weer zeggen. Het zal toch niet waar zijn? Ik heb gedroomd, het kan niet anders. De City Slickers zagen er nu niet echt uit alsof ze een hert zouden kunnen villen. Ik draai me om en slaap tot ik wakker word van zachte regendruppels op mijn tent.

Alhoewel ik besloten heb een andere weg terug te nemen, kan ik het toch niet laten. Linea recta loop ik richting de kampeerplaats van de City Slickers. Wat ik daar zie doet mijn hoop voor de mensheid verdampen. Het is geeneens de rotzooi die ze hebben achtergelaten. Het zijn de talloze repen die in de bomen hangen. Hoewel ik al lang weet wat er gebeurd is wil ik het toch van dichtbij zien en voelen. Lange slierten bloederige huid met vleesresten hangen te wiebelen in de boom. Ik heb vannacht niet gedroomd, maar wat had ik nog kunnen uithalen? Na van de ergste shock te zijn bekomen overwint mijn verstand. Ik maak verschillende foto’s die als bewijs moeten gaan dienen bij de politie en instanties. Foto’s van de repen, de kampeerplaats en ik probeer in mijn hoofd een nauwkeurige omschrijving van de City Slickers te maken. Dat is niet al te moeilijk met al die GORE – TEX aan hun lijf.

 Bij de pub word ik opgewacht door de man met de rok. Hij is benieuwd naar mijn ervaringen. Ik vertel hem uitgebreid over mijn wandeling en overnachting maar zeg niks over mijn ontdekking.

‘Er is iemand die jou graag wil ontmoeten. Hij heeft gehoord dat je smakelijk van zijn stew hebt gegeten. ‘ Uit de pub komt een rijzende kerel in kokskleding zetten.

‘Mag ik je voorstellen? ‘zegt de man in de rok. ‘De uitvinder van onze smakelijke stew, de chef. ‘

Ik schud hem de hand. ‘Aangenaam kennis maken,’ zeg ik. ‘Ik ben de Eenzame Fietser. ‘

‘En ik ben de chef, ‘zegt hij. ‘Mijn naam is Angus Beef. ‘

‘Angus Beef? ‘

‘Ja, Angus Beef. Het is een goede dag vandaag en ik ben ook vandaag in staat een stew te bereiden. ‘ Mijn leverancier heeft zich weer van de beste kant laten zien. ‘Even lijkt het of de tijd bevroren is en stokt mijn stem. Ik weet me echter snel te herstellen.

‘Sorry. Ik moet de laatste trein halen. ‘ Ik moet hier weg! Ik weet niet waarom, maar ik moet hier weg! Ik pak mijn spullen, neem afscheid en haast me richting het treinstation. Ik kijk nog een keer om en zie Angus Beef en de man in de rok voor de pub staan en lachend naar me staren voordat ze door een grote mistflard aan het zicht onttrokken worden.

Het is stil in de trein. Ik haal het naamplaatje uit mijn portemonnee en begin te googelen op Thomas More en Chef. Ik kom op een groot artikel en de rillingen lopen over mijn lijf als ik het lees. Thomas More is een vermiste talentvolle chefkok uit Londen. Heel de wereld lag aan zijn voeten, maar hij is vermist geraakt tijdens een kleine trip naar de Hoge Landen. Het laatste teken van leven heeft hij gegeven op een heideveld bij een vergane pub, eens de meest afgelegen pub van het eiland. Het is geeneens de tekst die me het ergst doet huiveren, het is de foto van de pub die precies een jaar geleden is gemaakt. Het is een foto van pub The Highlander in volkomen vervallen staat. Een bouwval dat volgens het onderschrift al zo’n tweehonderd jaar niet meer in gebruik is. Half in shock en volkomen op de automatische piloot bekijk ik de foto’s die ik van de repen vlees heb gemaakt. Ik vergroot de foto’s en ik begin hysterisch te gillen voordat enkele passagiers me op de grond drukken en me proberen te kalmeren. Op een van de foto’s staat een reep vlees met de tekst I am a nature lover.

 

Foto : www.outdoorsupply.nl


Reacties

Populaire posts van deze blog

De Vieze Mensen

Elk jaar zie ik weer met angst en beven de zomer tegemoet. Ik haat de zomer. Het is vaak warm, droog en licht en ik hou meer van kou, vocht en donker. Ik ben dat oeverloze gezwam als de zon weer een paar dagen schijnt in de zomer ook zo zat.   ´ Lekker weer zeg.´ ´ Zeker! Het is genieten. ´ ´Heerlijk dadelijk terrasje pakken met een lekker glaasje wijn erbij. ´ ´Morgen lekker naar het strand. ´ ´Ik was er zo aan toe. ´ ‘ Van die regen word je maar sombertjes. ‘ ‘ We hebben dit wel verdiend. ‘ Mijn angst voor de zomer komt   ook door de gedragsverandering bij veel mensen. Als een ontpopte rups gooien ze bij een temperatuurtje van vijfentwintig graden of meer de kleding van zich af. Tijdens mijn vele fietstochtjes boven de vijfentwintig graden zie ik ze aan alle kanten tevoorschijn komen, de half blote mensen,………..de Vieze Mensen. Ik zet een paar situaties voor u op een rij waarbij het ontmoeten van Vieze Mensen gegarandeerd is. Pleziervaart...

De Lage Landen

  Ik ben woonachtig in de Lage Landen. Dit gebied is gelegen in het uiterste noordwesten van Europa. De Lage Landen wordt door de Fransen Les Pays Bas genoemd en dat bevreemdt me aangezien het gebied hoog in het Avondland gelegen is. Een andere benaming voor het gebied is Nederland waarbij het woord neder verwijst naar laag. Ook zo'n vreemde gewaarwording. Woorden schieten tekort om de schoonheid van Nederland – de Lage Landen, ingesloten door de Noordzee en de Atlantische oceaan en in het zuiden grenzend aan Engeland, te omschrijven, maar ik zal het toch proberen. Taalkundig heeft het land een meervoud en een enkelvoud, om het even hoe u het wilt gebruiken. Ik woon in de Lage Landen in de Lage Landen, maar als u vindt dat ik in Het Lage Land in de Lage landen woon dan is dat uw goed recht. Nederland heeft een indrukwekkende kustlijn die laveert tussen ruig en pittoresk. De Lage Landen zijn bergachtig en hebben alleen in het midden een wat vlakkere strook. Hier zijn de twee grootst...

Trammetje 8

  Ik ben woonachtig in een stad die voornamelijk bekend staat om diens uiterlijk van glas en staal. Als niets ontziende speren schieten torens van glas, staal en beton de lucht in. Toch heeft mijn stad oude wijken waar de geschiedenis nog voelbaar en zichtbaar is. Een van die wijken is het Oude Noorden. Deze wijk is gelegen tussen de Noordsingel, de Bergweg, Noorderkanaalweg, Soetendaalsekade, Zwaanshals, Zwaanshalskade en de Zaagmolenkade. Een nauwe stadswijk omringd door een gordel van groen langs de Rotte en de Noordsingel. E r is iets met deze wijk. Als er afscheid wordt genomen van de zomer en de dagen korter en korter worden gebeuren er dingen die niet te begrijpen zijn. Mensen die het hebben meegemaakt en het hebben proberen te verklaren zijn volkomen krankzinnig naar het gekkenhuis afgevoerd. Hoewel ik zelf nooit getuige ben geweest van vreemde gebeurtenissen kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Vooral als ik tegen zonsondergang op één van mijn lievelingsplekken sta: op...