De zon staat loodrecht aan de hemel en brandt onbarmhartig op mijn lijf. Mijn gesprongen lippen snakken naar een paar druppels vocht. Het zweet gutst van mijn voorhoofd mijn ogen in en bijt mijn hoornvliezen uit. Voor me uit strekt zich het schrale en uitgedroogde landschap van de eindeloze steppe. De verzengende hitte hangt als een geest in de lucht. Mijn gepijnigde lichaam schuurt langs de ruwe bodem terwijl ik mezelf krampachtig probeer voort te bewegen. Op de takken van een eenzaam boven de dorre vlakte uittorende boom zitten de gieren te wachten. Uit hun kelen komen raspende geluiden en het kwijl druipt langs hun puntige snavels, klaar om zich op me te storten en het vlees van mijn botten te scheuren. Krampachtig houd ik mijn kapmes vast. " Wat ben je nu allemaal aan het doen daar met die schaar? " hoor ik in de verte. Het is mijn vriendin, ze is bezig de was op te hangen." Ik ben het gras aan het maaien " zeg ik. "We hebben toch helemaal geen gras! " roept ze me toe. " Je zit de rozemarijn te kortwieken idioot! Zelfs de mussen in de magnolia lachen je uit, hoor ze eens tjilpen. Je zult wel dorst hebben, je Trappist is alweer op. " Ik loop naar het bierhok en schenk mezelf een Trappist van 9,5 procenten in. Deze Trappist, het beste te serveren tussen de tien en de veertien graden, heeft een buitengewoon complexe smaak die echter zeer uitgebalanceerd is. In de smaak worden pittige citrusaccenten aangevuld door kruidige hopaccenten. De goudgeel – oranje Trappist fungeert perfect als eetlustopwekkend aperitief. Ik neem een slok en zink weg in diepe gedachten. Er zijn van die momenten dat ik tijd en ruimte kwijt ben. Ik zet enkele voorbeelden hiervan in het verleden voor u op een rij.
De Emmaüsgangers
Op een
regenachtige zondag besloot ik een tripje te maken naar museum Boijmans. In de
stad worstelde ik me langs het plebs dat inkopen aan het doen was. Hoe anders
zou mijn dag worden. Een dag gevuld met Oude Meesters, Surrealistische
Meesterwerken en vooral veel rust om me heen. Ik liep door het Centraal Station
richting het plein aan de voorkant. Vlak voordat ik door de muur van glas het
stationsplein op liep viel er een deken van mist om me heen. De geluiden van de
moderne stad stierven weg en het werd stil en wazig.
In de verte zag ik een man staan met een stapel folders in zijn handen. Ik kon zijn gezicht niet goed ontwaren, maar zijn stem was zo helder als doorschijnend gletsjerijs.“ Sensationele Vermeer aangekocht door Museum Boijmans, de Emmaüsgangers. Komt het zien in Museum Boijmans. De ontbrekende schakel in Vermeers oeuvre. “ Ik liep naar hem toe maar op de een of andere manier slaagde ik er niet in dichterbij te komen. Ik stopte met lopen en hij liep naar een bankje en ging erop zitten. Het bankje bleek net groen geverfd aangezien er een bordje “ pas op nat “ op zat. Lang bleef hij niet zitten. Hij stond op, draaide zich om en op zijn welgevormde billenpartij zat een vlek van het mooiste sapgreen dat ik ooit heb gezien. Sapgreen zo mals als het frisse gras rond de Noorse fjorden. Zijn gezicht bleef echter niet bij me hangen, het was nogal onherkenbaar en onzijdig. Zijn stem daarentegen zal ik nooit vergeten. Deze was zo zacht als een kwarteltje in een tumbler gevuld met warme honing. Hij liep weg en ik besloot hem te volgen. Er kwam een flinke mistflard opzetten en ik raakte hem kwijt. Ik was nu omringd door een deken van mist en de geluiden stierven weg. Het werd doodstil en wazig om me heen.
De mist trok op en ik zat op mijn fietsje langs de Schie richting Sufstad. Aan de horizon zag ik een der wonderen van de 21e eeuw, de Sprinter. In de verte zag ik een bekend gezicht op de Kandelaarbrug. Het was Ome Beertje. De weelderige haardos die hij niet bezit wapperde in de wind en het dwaallicht dat als een waakvlam in hem brandt speurde de omgeving af. Op het hoogste punt van de kandelaarbrug, vier meter en twintig centimeter boven het maaigras, stapte ik van mijn fiets. “ Ik was gisteren in de metropool “ zei Ome Beertje. Zijn ogen doorboorden me als laserstralen en masseerden mijn hersenstam. “Ik kreeg deze aardige folder over Museum Boijmans uitgereikt van een kerel, misschien is het wat voor je Pappa. “ Ik pakte de folder aan en las: “ Bezoek de tentoonstelling van Han van Meegeren in Boijmans en sta oog in oog met de Emmaüsganger, de vervalsing die zelfs Herman Göring op het verkeerde been zette. ““Van wie heb je die folder gekregen? Hoe zag ie eruit? “ Daar vraag je me wat Pappa “ zuchtte Ome Beertje. “ Hij had een nogal onherkenbaar, onzijdig hoofd. Het enige wat ik me weet te herinneren is zijn stem, die zal ik nooit vergeten. Deze was zo zacht als een kwarteltje in een tumbler gevuld met warme honing.Ik moet helaas weer gaan, Sufstad heeft me nodig.” Ome Beertje stapte op zijn fiets, zette aan en kwam uit het zadel. Aan zijn billenpartij kleefde een vlek van het mooiste sapgreen dat ik ooit in mijn leven heb gezien. Ik keek om, het leek wel of ik iemand Ome Beertje hoorde roepen.
De verzegelde trein
Het kabinet was
gevallen en het land leek stuurloos. Niet echt een ideale situatie voor een
door een virus geteisterd land waar het volk zich steeds minder in de hand
heeft. Het zijn de zwaarste tijden die de mensheid ooit heeft meegemaakt sinds
de Homo erectus de eerste stappen op de aardbol maakte. Jezelf doodvreten en
zuipen, feesten en zeventien keer per jaar op vakantie gaan, vergeet het maar.
Iedere avond wordt de beeldbuis weer gevuld met nieuwe informatie over de stand
van zaken. De politici vallen over elkaar heen nu het kabinet is gevallen en profileren
zich tot ze omvallen. Ik viel midden in zo’n discussie op de televisie en kon
mijn ogen niet meer openhouden van de treurnis. De afstandsbediening werkte
niet dus ik moest handmatig zappen. Ik zat op enkele centimeters van de
beeldbuis en deze begon te golven en te draaien. Plotseling werd ik in de
beeldbuis gezogen en begon aan een reis door tijd en ruimte.
“ Is u Gerard Cox? “
“ Sinds kort niet meer “ speelde ik maar mee.
“ Ik had vannacht
een bijzondere droom “ zei hij op fluistertoon.
“Vertel! “
moedigde ik hem aan.
“ Ik zat op een gouden troon met fluwelen armleuningen. Mijn voeten staken in een teil met abrikozenmousse, maar het kan ook bavarois zijn geweest, en ik keek uit over mijn onderdanen die in kleermakerszit een imitatie van mij aan het punniken waren. “
“ Interessant, verdomd interessant “ riep ik enthousiast.
“ Er volgt meer! “ knierde hij. “ Mijn secondant, een poedel met een knickerbocker, hield al kersenbonbons kauwend de boel in de gaten. Dit bevreemdde mij enigszins. Weliswaar is hij kenner en liefhebber van distillatieprocessen en weet hij een Cabernet Sauvignon van een hopplant te onderscheiden, toch ken ik hem niet anders dan geheelonthouder. Dit maakt hem tot een niet voor de hand liggende partij voor de smaakvolle, romige maar van alcohol doordrongen inhoud van de kersenbonbon. Wat denkt u? Wat is de dieper liggende betekenis van deze droom? " “ Dat je knettergek bent? “ lag er op mijn lippen.“ Ik denk dat je voorbestemd bent voor grote dingen “ zei ik hem onderwijl doordringend aankijkend. “ Je bent een leider en mensen zullen je volgen op weg naar grote daden. “ Dank u Zijne Doorluchtigheid” zei hij, en hij bukte en kuste mijn kuiten.
“ Ik wil zo graag als hem zijn “ fluisterde hij in mijn oor.
“ Als hem? “
“ Ja als hem. Hij
die met de trein gaat komen. “
“De trein? “
“Ja de trein. De
verzegelde trein die aankomt op het Finland Station. “
“Ik ga nu voor
het volk een voordracht houden over de bekende Franse Dichter Balzak” sprong hij van de hak op de tak..
" Honoré
Balzac" zul je bedoelen” ondernam ik een poging. “Je legt de klemtoon
verkeerd en hij was een schrijver ”.
"
Precies" beaamde hij, “Balzak”.
Hij draaide zich
om en rende naar een geïmproviseerd podium. Op de achterkant van zijn shirt
stond te tekst Samen kunnen we het virus aan.
Ik zat op de bank
en keek op tv naar iets wat op een voetbalwedstrijd moest lijken. Vanuit een
leeg stadion kwamen de echo’s van stemmen van trainers en spelers me tegemoet. De
spelers zagen er fris uit. Hun kapsels zaten strak in de lak en hun huid was glad
en egaal, alsof er een coating van marmer over hun smoelwerk was gesmeerd. Hun
gezichtsuitdrukking straalde totale minachting en desinteresse uit voor de
wereld buiten hun bubbel. Waarschijnlijk waren ze niet in staat met hun vinger
de plek op de wereldkaart aan te wijzen waar ze aan het voetballen waren. De
commentatoren van het sportprogramma probeerden krampachtig enige sjeu aan het
miserabele toneelstuk te geven. Er werd overduidelijk geprobeerd een
overschatte bedrijfstak in stand te houden. Eens een volkssport, is het edele
spel verworden tot een speeltuin voor de parvenues en nouveau riches van deze
wereld. Ik verveelde me stierlijk, mijn oogleden werden zwaar en ik zakte weg
in een dikke mist.
Mark stond al
klaar. Ik groette de rest van zijn familie en ze wensten ons veel succes. Met
de zenuwen in ons lijf gingen we op pad. Het was een prachtige dag deze 29
september 1979. De maximum temperatuur was 15,9 graden. Het was in de nacht nog
afgekoeld tot 1,2 graden. Regenen deed het niet op de 29e september
1979. De zon had 9,8 uur geschenen en de gemiddelde windsnelheid bedroeg 3
meter per seconde.
We sloten aan bij
de menigte, die dezelfde bestemming had. Met serieuze blikken en gekromde
ruggen liepen de mannen en vrouwen de luchtbrug op. In de verte doemde het
machtige bolwerk met de felle lichtmasten op. Mijn hartslag versnelde. Ik keek Mark
aan en hij had dezelfde benauwde blik. Voor de zoveelste keer voelde ik in mijn
rechter broekzak of ik het kaartje nog had. Het kaartje met de magische S erop.
Drie weken geleden lagen Mark en ik al om 6.00 uur voor de sigarenboer aan de
Groene Hilledijk. Om 9.00 uur gingen we weer op huis aan met onze felbegeerde
kaartjes.
We daalden de
steile trappen af naar het machtige stadion en liepen naar de poort waar je
moest zijn als je een kaartje met een S had. We waren vroeg, het was nog niet
extreem druk. Eenmaal door de poort rook je het schrale vet waarin de patat,
kroketten en frikadellen werden gebakken. Ik zag grote kerels met enorme
hoeveelheden bier in hun handen. In hun mond hingen grote sjekkies waaruit een
kruidige geur kwam. Dat was wiet had ik inmiddels begrepen.
Inmiddels waren wij bij ons vak, het vak met de letter S aangekomen. Er stonden al honderden, voornamelijk uit de kluiten gewassen kerels. We waren vaker geweest en kenden onze plek. Bovenin stonden de grote mannen, maar wij nestelden ons altijd dapper ergens halverwege het vak. Er werden liederen gezongen, het werd drukker en drukker. Ik zag kerels op het vak pissen, te beroerd om helemaal naar de wc te lopen. Als je pech had voelde je de hete urine tegen je kuiten kletsen. De liederen zwollen meer en meer aan, de spanning werd intens. Opeens was er daar een schel gefluit en gejoel. De spelers van de tegenstander werden omgeroepen. De spelers van die verschrikkelijke club uit dat stadje aan het IJ. Ik vrat bijkans mijn vingers op tijdens het fluiten. Het was even stil maar toen kwam uit de speaker de opstelling van onze club en iedere naam werd met veel gejuich begroet.
Vooral bij Jantje Peters en Pétur Petursson schreeuwden de mensen
zich de kelen schoor:“Pétur
Pétursson lalalalala, Pétur Péturson la lalalala.
De mist trok op.
Ik lag op de grond en het was heet. De zon scheen onbarmhartig op mijn lijf. In
mijn linkerhand had ik een schaar die bezig was de rozemarijn te kortwieken.
Boven me hoorde ik het getjilp van mussen. In de verte hoorde ik iemand vragen:
Wat ben je nu allemaal aan het doen daar met die schaar? Ik zag iets uit mijn rechterbroekzak
steken en haalde het eruit. Het was een kaartje met een grote letter S en de
datum 29 september 1979.
Reacties
Een reactie posten