Ik ben jaren geleden op de bonnefooi naar Engeland op
vakantie gegaan. Na de Noordzee te hebben overgestoken streek ik neer in het National Park New Forest, gelegen in
het zuiden van Engeland. Dit gebied staat bekend om de uitgestrekte
heidegebieden en de oude bossen. Het gebied wordt op natuurlijke wijze onderhouden
door de vele grazers die er rondlopen. Ik heb hier een ontmoeting gehad met een
bedeesde, stille, maar in mijn ogen bijzondere man.
Het is donker weer en de miezel hangt als een sluier in de lucht. De met dik, nat mos bedekte takken van de bomen met hun kronkelige takken geven de omgeving een sprookjesachtig uiterlijk. Ik heb mijn auto langs de kant gezet om te lezen wat er op een langs de weg neergezet bord staat. Het is een houten bord waarop je middels drie zinnen wordt geattendeerd op een eenvoudig, diep in het woud verscholen gastenverblijf. Reserveren is niet mogelijk, je kan er je intrek nemen als het onderkomen vrij is. De kosten voor de overnachting dienen in een kistje gedeponeerd te worden. Ik kan mijn geluk niet op. Nu maar hopen dat het verblijf vrij is. Ik pak mijn rugzak, laat de auto staan en loop het bospad in waar naar verwezen wordt. Na een kwartiertje lopen zie ik tussen de bomen op een klein grasveld een houten hutje staan. Het hutje is leeg en de sleutel ligt, hoe bestaat het, onder de deurmat. Behalve het ontbreken van stromend water en elektriciteit is het hutje uitgerust met de noodzakelijke voorzieningen. Bestek, borden, pannen, mokken, glazen en diverse olielampen, het is er allemaal. Houten britsen dienen als bed en gelukkig heb ik een slaapzak bij me. Ik tel zes britsen in het kleine hutje. De omgeving is fenomenaal, dichte oude bossen met vloeren van mos en grazers die rond de hut lopen. Volgens de ‘toeristische informatie’, ligt er op anderhalve kilometer afstand een klein meertje waar je waterfietsen met de vorm van een zwaan kan huren. Ook hier gaat alles op goed vertrouwen. Het geld voor de waterfietsen kan je in een doosje stoppen dat op een commode staat.
Ik besluit een korte wandeling naar het meertje te maken. Ook bij het meertje hangt een sprookjesachtige sfeer. Het rimpelloze water met de waterlelies, het dichte bos eromheen, de kwakende kikkers, het is zeer rustgevend. Aan de kant liggen drie waterfietsen met de vorm van een zwaan. Er is plek voor vier personen in een waterfiets, maar als ik zo de rust en de stilte om me heen waarneem is het de vraag of hier überhaupt wel eens mensen rondlopen. Bij het invallen van de schemering loop ik terug naar de hut. Ik bereid een eenvoudige maaltijd, zet een pot thee en duik vroeg mijn slaapzak in.
Om 5.00 uur word ik wakker. De stilte om me heen is haast hoorbaar. Ik open de deur en snuif de geuren van het ontwakende bos op. Het is fris op dit vroege uur, flarden van nevels hangen tussen de bomen. Ik neem dezelfde weg weer naar het meertje. Het ziet er, in hoeverre dat mogelijk is, nog feeërieker uit dan de vorige dag. De stilte, de flarden nevel over het meer, het is haast onwerkelijk. De waterfietsen zijn nergens te bekennen, ongetwijfeld weggehaald voor de nacht door de eigenaar. Ach, wie zou die dingen hier in vredesnaam stelen?
De nevel trekt op en aan de overkant van het meer zie ik iemand staan, een man zo te zien. Het lijkt erop dat hij achter een schildersezel staat en zeer geconcentreerd aan het werk is. Ik besluit hem niet te storen, maar onopvallend met een grote boog om hem heen te lopen. We maken oogcontact en vanachter zijn enigszins strenge blik knikt hij me vriendelijk toe. Ik knik terug en loop via het bos met een grote boog terug naar mijn hut. De rest van de ochtend hou ik me bezig met lezen en contempleren.
Na de lunch besluit ik nogmaals naar het meer te gaan. Inmiddels drijven de waterfietsen op het water, maar de schilder is in geen velden of wegen te bekennen. Ik breng de rest van de dag door met genieten van de rust en de schoonheid om me heen. Als de duister invalt begint het zachtjes te regenen en op het ritme van de druppels op het houten dak val ik in een diepe slaap.
De volgende ochtend ben ik weer om vijf uur wakker en na een kop thee wandel ik naar het meertje. Hetzelfde tafereel als gisteren. De nevel, de ontbrekende waterfietsen en de schilder. Weer word ik begroet en wederom groet ik terug. Hetzelfde tafereel van de vroege ochtend en de middag herhaalt zich de volgende dagen.
Op de zesde ochtend van mijn verblijf ontstaat er een toenadering. De schilder groet me en wenkt me te komen. Ik loop naar hem toe en voordat ik wat kan zeggen zegt hij : Hello, my name is John. Ik vertel hem hoe ik heet, the lonely cyclist. Hij fronst zijn wenkbrauwen, maar in dat strenge, baardige gezicht hangen de fijnste ogen die ik ooit heb gezien. Hij straalt eenzaamheid uit, maar niet de eenzaamheid waar altijd over geschreven wordt. Er zijn twee vormen van eenzaamheid. De eerste is pijnlijk en vreet de mens van binnen op. De mens die hunkert naar aandacht, vriendschap en liefde maar deze niet krijgt. Dit mens voelt zich alleen op de wereld en door alles en iedereen verlaten. De tweede vorm van eenzaamheid is de eenzaamheid die de mens bewust omarmt. De mens die het gewauwel van de idioten om zich heen zat is en bewust de stilte opzoekt. Dit mens geniet van de schoonheid om zich heen en de eigen zielenroerselen. John is zo’n mens.
John praat niet veel, maar als hij praat is het met een accent dat ik niet kan plaatsen. Zijn accent in combinatie met zijn alternatieve kleding maken van hem een raadselachtig figuur. Zijn schilderij is bijna klaar. Het meertje en het bos om het meer heen zijn zeer realistisch geschilderd. Hij heeft een houten bootje geschilderd met daarin een mysterieuze vrouw. Ik kan mijn ogen niet van het schilderij afhouden, zo mooi is het. Nu begrijp ik ook waarom hij al zo vroeg met schilderen begint. Op de vroege ochtend bederven de waterfietsen de compositie nog niet.
‘ The view is better without the swans John,‘ zeg ik.
‘The swans?’
Plotseling doorklieft een zilveren bliksem de inktzwarte lucht gevolgd door een luide knal. Het begint te regenen. ‘I have to go,’ zegt John en hij pakt zijn spullen in en verdwijnt in het bos. Ik ga naar de hut, lees en contempleer de rest van de dag, drink mijn kop thee en duik mijn slaapzak in. Ik beleef een onrustige nacht, word vaak wakker en denk aan John. Klokslag vijf uur word ik gewekt door een gigantische onweersklap. Hierna is het stil. Ik kleed me aan en loop naar het meertje. Tot mijn verbazing zie ik de drie waterfietsen aan de kant liggen, alsof ze er de hele nacht hebben gelegen. John is nergens te bekennen. Hoe hard ik ook roep, waar ik ook zoek, geen teken van John. Ook de volgende drie ochtenden hetzelfde tafereel, wel de waterfietsen, maar geen John. Op de dag van mijn vertrek besluit ik langs het dichtstbijzijnde dorp te gaan om te informeren of iemand weet waar John woont. Wie ik ook spreek, niemand heeft de schilder ooit gezien of überhaupt van hem gehoord..
Je moet een kunstenaar zijn om van een schilderij een verhaal te maken. Hulde aan de Eenzame Fietser!
BeantwoordenVerwijderenDank u voor deze mooie woorden.
Verwijderen