Om onduidelijke redenen ben ik in dit stadje beland. Het is
liefde op het eerste gezicht. De verweerde barokke gevels, de door paardenwagens
kapot gereden kasseien, de duistere stegen en door monumentale bomen omzoomde
lanen sober verlicht door ouderwetse straatlampen en de in de straten
hangende nevel, het maakt een onuitwisbare indruk op me. Het stadje is gelegen
aan de rand van een uitgestrekt vochtig heidegebied vol met vennen. Ongeacht
welk tijdstip, je voelt bij tijd en wijle de kille lucht vanuit de afgelegen
gronden deze buitenpost instromen.
Het is stil op straat en in de steeg waar ik nu loop is zelfs geen mens te bekennen. De mist is in dit steegje blijven hangen en ik zie niet verder dan een meter of vijf. Halverwege stuit ik op een winkeltje. Curiositeitenwinkel staat er op een bord welke boven een groene houten deur hangt. Ik draai de koperen deurknop om en terwijl de deur open gaat tingelt er een deurbel. Ik schud de sneeuw van mijn jas en kijk in het rond. Het winkeltje is volgestouwd met curiositeiten. Van oude boeken met een leren omslag tot spinnewielen. Het is behaaglijk warm in het winkeltje mede veroorzaakt door de talloze kaarsen die staan te branden.
‘Hallo,’ roep ik. Geen reactie.
‘Hallo,’ roep ik nogmaals. Dan hoor ik helemaal achterin iets of iemand mijn richting heen schuifelen. Het blijkt een zeer oude mannetje te zijn.
‘Goedendag, ‘ zegt hij. Het mannetje is haast niet te verstaan. Zijn stem heeft het volume van een krakend chipje.
‘Goedendag. Wat heeft u hier een schattig winkeltje. Vindt u
het goed als ik een beetje rondkijk? ‘
‘Gaat u gang en laat maar weten als u me nodig heeft. ‘
‘Zal ik doen,’ zeg ik terwijl ik hem onopvallend observeer.
Er lijkt geen leven in het mannetje te zitten. Alle glans is eraf, het is net een afgestoft lijk. Hij heeft de trouwe edoch uitgebluste blik van een cocker spaniel. Zijn uitpuilende ogen hangen als stuiters in de kassen. Zijn oorlellen zijn onwerkelijk groot, alsof iemand of een onaardse zwaartekracht zijn oren naar beneden trekt. Bruin speeksel loopt als kolengruis uit zijn hangende mondhoeken. Het is net een personage van Charles Dickens. Ik loop het winkeltje rond en vermaak me met het bekijken van de curiositeiten. In een hoek staat een stoffig schilderij van Jezus Christus. Jezus niet hangend aan een kruis dit keer, maar zittend op een kruk.
‘Houdt u van postzegels? ‘ piept hij als ik weer bij hem
sta.
‘En of. Ik ben een enthousiast filatelist. Het gaat me
geeneens om de waarde van de postzegels. Het idee dat de zegels door de
geschiedenis heen met veel beleid door de vingers van diverse filatelisten is
gegaan schenkt me veel genoegdoening. ‘
‘Dan heb ik hier iets voor u om te bekijken. ‘
Hij overhandigt me een postzegelboek welke is gevuld met de
mooiste zegels die ik ooit heb gezien.
'Neemt u het boek maar een dag mee. Ik vertrouwde u meteen
bij binnenkomst. Komt u het boek morgen maar weer terugbrengen.'
Ik ben met stomheid geslagen. Hij kent me pas een kwartier
en vertrouwt me nu al zijn postzegelboek toe.
‘Ik voel me zeer vereerd beste man. Ik zal met veel plezier
en zorg uw boek bekijken. ‘
‘Prima jongeman. Neem vooral de tijd als ik het zo mag
uitdrukken. Of het nu heden is of verleden, het is pure willekeur wanneer je bent.
Heden volgt verleden op en verleden volgt heden op. De mens kan alles inkaderen
wat hij wil maar de natuurwetten gaan hun eigen gang. ‘
Ik heb geen idee waar dit over gaat, maar ik vind het geweldig. Wat een kerel, wat een fantasie. Als ik gedag zeg geeft hij me nog een knipoog en schraapt hij zijn keel drie keer. Het schalkje. Op de kamer van mijn pension bekijk ik aandachtig de postzegels. Ik heb nog nooit zulke mooie zegels gezien. Zegels met afbeeldingen van streken waarvan ik nog nooit heb gehoord. Afbeelding van keizers, koningen en koninginnen bij wiens naam me geen belletje gaat rinkelen. Tot diep in de nacht bekijk ik de zegels en uitgeput val ik in slaap.
De volgende ochtend loop ik na het ontbijt met het postzegelboek naar de steeg. Het is een koude, heldere dag, maar bij de steeg loop ik de nevel in. De warmte slaat me weer in mijn gezicht als ik het winkeltje binnen ga. Het mannetje staat me al op te wachten.
‘En?’ vraagt hij?
‘Ik weet niet wat ik moet zeggen. Het zijn de mooiste zegels
die ik ooit in mijn leven heb gezien. ‘
‘Als je morgen rond dit tijdstip hier weer bent dan krijg je iets speciaals overhandigd,’ zegt hij en loopt naar achteren. Voordat hij uit zicht is draait hij zich om, geeft me een knipoog en schraapt drie keer zijn keel. Ik blijf nog even wachten en duik dan de nevelige steeg in. Aan het einde van de steeg schijnt een matte winterzon.
De volgende ochtend loop ik na het ontbijt richting de steeg. Het is mogelijk nog helderder dan de vorige dag. De winterzon perst haar stralen uit haar lijf en de lucht is felblauw. Ik sta voor de steeg en wederom hangt er nevel. Ik loop richting het winkeltje, maar van ver zie ik al dat er iets vreemds aan de hand is. De ruwe, brokkelende gevel is vervangen door glas en staal. Het oude uithangbord is verdwenen en in plaats hiervan hangt er lichtreclame met de tekst Moderne retro. Ik open de deur en in plaats van een belletje hoor ik een zoemtoon. Dit kan niet!!! De winkel is strak ingericht en de curiositeiten staan in moderne schappen opgesteld. Ik zie het schilderij van Jezus Christus en dit keer hangt hij wel aan het kruis. Achter de toonbank staat een frisse jongeman.
‘ Goedemorgen!, ‘zegt hij. ‘Ik had u al verwacht. ‘
‘Ver verwacht? ‘
‘Ja. Alstublieft. Pas thuis openmaken. ‘
Hij overhandigt me een envelop. Ik heb geen idee wat erin zou kunnen zitten. Een brief? De jongeman loopt naar achteren en voordat hij uit zicht verdwijnt geeft hij me een knipoog en schraapt hij drie keer zijn keel. Ik ren naar mijn pension en met bevende handen open ik de envelop. Ik haal er een vel met postzegels uit. Op de achterkant staat de naam van een land of streek waar ik nog nooit van gehoord heb met de jaartallen 1850 – 1950. Ik draai de zegels om en ik voel naalden in mijn nek. Op de voorkant van de zegels staat een afbeelding van het mannetje. In trance ren ik naar de steeg. Deze is afgesloten en alle huizen zijn dichtgespijkerd. Ik trek de eerste de beste voorbijganger aan de mouw.
Wat is dit? Wat is hier gebeurd? ‘
‘Er is hier niks gebeurd mijnheer, ‘zegt een vrouw. ‘Het is
hier al vijftig jaar dichtgespijkerd, maar tot nu toe is om de een of andere
reden de boel nog niet gesloopt. ‘
‘Dichtgespijkerd? Waarom? ‘
‘Kent u het verhaal niet? Er leefde hier vijfenzeventig jaar
geleden een filatelist die in een vlaag van verstandsverbijstering de halve
straat heeft uitgemoord. Sindsdien durft hier niemand meer te wonen. Het is
hier vervloekt zeg men hahahaha. Vlak voordat de filatelist werd opgehangen
krijste hij : Hij of zij die mijn zegels in handen krijgt is voor eeuwig verdoemd!
‘
Ik weet niet hoe lang ik gegild en gerend heb, maar nu loop ik hier op die mistige heide en iets zegt me dit de laatste plek is waar ik nu zou moeten zijn.
Oh nee!!! Oh nee!!! Hoor ik daar nu iemand zijn keel schrapen?
Foto : Raymond Swaep

Reacties
Een reactie posten