Doorgaan naar hoofdcontent

Verkeerde vragen, verkeerde antwoorden.

 



U heeft het ongetwijfeld ook wel eens. Dat je in gesprek bent met iemand en de verkeerde vraag stelt, het verkeerde antwoord geeft of iets verkeerds zegt. Soms heb je het tijdens het stellen van de vraag of het geven van het antwoord al door, maar kan je niet meer terug en wacht je met gekromde tenen een reactie af. Een andere keer heb je het echter helemaal niet door en word je er door verrast. Treur niet. Het kan iedereen gebeuren, we zijn allemaal mens, de een wat meer dan de ander. Ik ben zo nu en dan ook wel eens in zo’n situatie beland en zet er enkele voor u op een rij.

 

Vuvuzela


Ik stond een keer in een rij voor de kassa bij de Action. De rijen voor de kassa zijn altijd lang bij de Action, maar dit terzijde. Voor me stond een vrouw met twee kinderen. Het ene kind was klein en ik schatte het hoogstens twee jaar. Het andere kind was een jaar of zeven, acht en had van de vrouw, vermoedelijk haar moeder, een Vuvuzela gekregen. U herinnert zich de Vuvuzela misschien nog van het Wereldkampioenschap voetbal 2010 te Zuid-Afrika. Een hoornvormig blaasinstrument met als voornaamste kenmerk het kunnen produceren van zoveel decibellen dat je trommelvliezen scheuren als ware het mascotte vloei tijdens windkracht tien. Het kind stond met de Vuvuzela aan haar mond en ging er flink op los. Een orkaan van fel, schel gefluit en gepiep hing in de Action. De Action is door de ultiem saaie aankleding en de felle neonlampen al een uitdaging op zich. In combinatie met het gefluit was het de hel. Terwijl ik links en rechts verbolgen blikken zag bleef ik in mijn tolerantie modus. Waarom zou ik iemand niet een pleziertje gunnen? Waarom zou ik een spelend kind verwijten maken? In plaats daarvan werd mijn glimlach naar het kind steeds groter en begon ik spontaan een gesprek.

“ Je doet het heel goed. Je hebt de techniek al prima in de vingers. Als je thuis bent ga je zeker je papa laten horen hoe goed je op de Vuvuzela kan spelen? “ vroeg ik.

“ Dat gaat niet “ zei het kind.

“ Ok. Hij is natuurlijk nog op zijn werk, maar dan kan je toch voor hem spelen als hij vanavond thuis is? “

“ Dat gaat ook niet. “

“ Nee? Heeft hij avonddienst? “

“ Mijn vader is een anonieme zaaddonor. “

Oeps………….Ik pakte mijn Sanex met Pools label van de band en sloop weg.

 

Het Festival van de Hoop

 

Het is alom bekend dat ik van de betere muziek hou. In mijn collectie vindt u geen gekakel van zich artiesten noemende aandachtsjunks. Ik luister naar dissonerende toonladders, introverte door de ziel snijdende teksten en melodieën die de hoogste pieken der esoterie aantikken. De Meesterwerken die ik beluister fileren de psyche van de mens, diens cultuur en de maatschappij. Ik absorbeer het als een Sorbo spons maat XL.

Een paar straten van mijn huisje was er laatst een buurtborrel. Ik probeerde dit verschrikkelijke sociale fenomeen te ontwijken, maar ik was te laat. Terwijl ik mijn fietsstuur honderdvijfentwintig graden draaide hoorde ik haar krijsen, de buurvrouw van twee straten verder en medeorganisator van “ hippe “ festivals in de wijk. Ze had maar een doel en dat was mij bij de buurtborrel betrekken zodat haar status een liftje zou krijgen. Ik kan dit stuk factotem werkelijk niet velen. De aanstelleritis kleeft aan haar als een vlieg aan een vliegenstrip. “ Dit is ‘m nu. “ hoorde ik haar tegen iemand zeggen. Dat ik ‘’m “ was was wel duidelijk. De redder in nood, de wandelende muzikale encyclopedie die de suffe borrel enige sjeu moest gaan geven. “ Hallo “ zei ze tegen me. Twee holle ogen hangend in een door zaden en bessen aangetast gelaat keken me aan. Ik kan niet zeggen dat mijn glimlach krulde, mijn mond bleef horizontaal. Ze had ongetwijfeld door dat ik haar niet moest, maar bleef toch volharden. “ Ik heb geen tijd “ zei ik toen ik een glas wijn aangeboden kreeg uit een fles met een bont gekleurd etiket waarop allerlei hippe kreten stonden maar waarop geen informatie te vinden was betreffende cépage, terroir en appellation.

“ Kom je dan zaterdag naar het festival? “ vroeg ze.

“ Festival? “

“ Ja, het Festival van de Hoop. Ik nodig je bij deze uit. “

Ik besloot de uitnodiging als wisselgeld aan te nemen zodat ik zonder verklaring de buurtborrel kon verlaten en zo verlost werd van het gekakel.

Die zaterdag kon ik op twee kilometer afstand het Festival van de Hoop al horen. Het waren de bekende beats die al vijfendertig jaar de straten en feestjes van de non-creatieven teisteren. Het had allemaal weinig met muziek te maken. De mensen die naar het Festival van de Hoop gingen waren gekleed in felle kleuren. Mijn garderobe; zwarte kisten, zwarte sokken, een zwarte short en een zwart t-shirt met een afbeelding van een bebloede raaf erop met daaronder met rode gotische letters de tekst  And now the end is here  geschreven viel een beetje uit de toon. Ik meldde me bij de toegangspoort waar een knul met een frisse, bolle knapentoet me naar mijn kaartje vroeg.

“ Waar zijn je jukbeenderen? “ vroeg ik.

“Euh, euh. Sorry Ik verstond je niet. “ hakkelde hij.

“ Ik heb geen kaartje. Ik ben uitgenodigd door dat scharminkel daar “ en ik wees naar de buurvrouw van twee straten verder. Ik bekeek de knaap en vroeg me af welke hoop hij uit dit festival trachtte te peuren. De hoop ontvoerd te worden door Moppersmurf die hem voor de rest van zijn leven zou opsluiten in een paddestoel, weg uit deze poel van miserie, zijn leven? Over zijn schouders, langs zijn flaporen, zag ik de festivalgangers rondscharrelen. Ik kon een lach niet onderdrukken. Als dit hoop moest voorstellen, deze bende blowende, zuipende, pillen slikkende, elkaar betastende en vage kreten stietende losers, dan was ik de reïncarnatie van Winnetou. De enige hoop die ik zag was een hoop ellende. “ Oh, wacht, jij bent “m! ” straalde de flapoor zonder jukbeenderen. Hij zwaaide en krijste naar mijn buurtgenoot die op snelle draf edoch zeer gespannen aan kwam lopen. Het moment hat angefangen! Mijn entree op het Festival van de Hoop. Als ik ze hun gang zou laten gaan dan stond ik binnen vijf minuten op het podium de loftrompet te steken over het festival. Ik liet ze echter hun gang niet gaan.

“ Heb je wat te drinken? “ vroeg ik.

“ Ja hoor “ riep ze gelukzalig. “ Wat wil je? Aperol? Spritz? Hugo? Prosecco?”

“ Die bagger lust ik niet. Heb je geen trappist? “

“ Euh, euh, een wat? “ Haar stem begon overduidelijk te trillen. De emotie begon de overhand te krijgen. 

“ Ik zal je een handje helpen “ zuchtte ik. “ Hooggegist bier gebrouwen door een slag monniken dat zich niet bezighoudt met het onzedelijk betasten van kinderen maar op serieuze wijze hun ambacht uitoefent. De bieren die zij maken hebben een smaakpallet van gortdroog ( Orval ) , bitterzoet ( Westmalle dubbel, Rochefort 6,8 en 10) tot fruitig met een bittere bite. ( Westmalle Tripel ) De trappisten behoren tot de best gebrouwen bieren ter wereld en hebben samen met de terugtrekking van België uit Congo ervoor gezorgd dat België op de wereldkaart is gezet. En wanneer gaat dat verdomde festival nu eens beginnen? Ik hoor alleen maar kindermuziek! “ Ze trok witter dan wit weg en dat had vooral te maken met het feit dat we inmiddels waren omringd door een hele kluif hippe vogels. Het was overduidelijk dat ik niet de redder in nood was en dat straalde op haar af. Ik kreeg wroeging. “ Waarom doe je dit? “ zei een stemmetje in mijn hoofd. “ Ga je je er beter door voelen? Geef haar een compliment of zo. ” Ik keek haar aan en gaf haar mijn breedste en liefste glimlach wat me drie dagen spierpijn in mijn kaken heeft opgeleverd. “ Wat vond je van mijn grapje? “ vroeg ik. “ Niks te trappist, doe mij maar een Aperol. Wat een geweldig festival, wat een vibe. “ Ze keek me aan en straalde. Het bloed was weer in haar wangen gedaald en het was overduidelijk dat ze een salvo van de pijlen van Eros had ontvangen. “

“ Jij, jij “ ( Wat moest ik in vredesnaam gaan zeggen? ) “ Jij doet me denken aan een toetje. “ “ Ooooooooooooh,   gilde ze. Een toetje? Een bosvruchtenbavarois? Zoet en romig, een mooie structuur met een fantastische smaak, volkomen in balans. “

Toetje, toetje. Mijn gedachten dwaalden naar de koelcel van de Bas van der Heijden. Door mijn zuivelallergie mag ik geen zuivel eten en daardoor heb ik geen verstand van toetjes. Ik ging alle schappen langs. Wat moest ik in vredesnaam kiezen? “ Jij , jij doet me denken aan yoghurt! Mager en zuur. “ Plof………Ze viel flauw. Het werd tijd om naar huis te gaan.

Thuis trok ik een Westmalle Tripel open, sneed een limoen door midden en bevochtigde het glas aan de binnenkant met limoensap. Heel langzaam liet ik het godenvocht van negen komma vijf procenten in mijn kelk glijden. Ik zette het onaards mooie Figure 8 van Elliott Smith op en genoot van de wonderbaarlijke muziek en de door je ziel snijdende teksten.

Hier kon toch geen Festival van de Hoop aan tippen.

 

Ikenee of Ikea?

 

Jaren geleden werd ik uitgenodigd op een bijeenkomst voor beeldende kunstenaars en dan voornamelijk schilders. Ik heb geen idee meer wie me uitnodigde. Wel weet ik nog dat het ter ere van een vermaarde schilder was die door een ziekte zijn schilderactiviteiten had moeten staken. Ik had er eigenlijk niet zoveel smul in en ook nog nooit van de man gehoord. Dit soort bijeenkomsten eindigt toch meestal in dronkemanspraat over zogenaamde miskende abstracte meesterwerkjes. Meestal zijn dit soort meesterwerkjes niet meer dan een paar vage vegen op een effen vlak met een onverteerbare begeleidende tekst erbij. De kans dat ik een Bob Ross zou aantreffen was ongeveer minus honderd procenten.

( Mijn beschouwingen over kunst zijn te lezen in mijn meer dan aantrekkelijke blog Pretenties. )

Pretenties (raymondswaep.blogspot.com)

Ik betrad de hal, keek rond en maakte een eerste inschatting van de kunstminners :  Belegen urbans, gemiddeld drie keer gescheiden, stille alcoholisten en geen verstand hebbend van figuratieve kunst. De muren waren bezaaid met abstracte bagger. Ik ben hier werkelijk te oud voor, dacht ik. Een drankje, een rondje maken en op naar huis. Vanuit mijn ooghoeken zag ik in een hoek iets felblauw scharrelen. Ik draaide me om en zag een blauw geverfde kerel staan met alleen een Tarzanbroekje aan. Bij gebrek aan trappisten nam ik een glas wijn en liep naar hem toe. De gang naar huis kon nog wel even wachten.

“ Is u een smurf? “ vroeg ik toen ik voor hem stond.

Hij lachte zijn RAL 1016 – gele tanden bloot en zei : “ Wel nee beste. Ik ben een door de wol geverfde kunstenaar. “

“ Een door de wol geverfde kunstenaar? “.

“ Jawel, een door de wol geverfde kunstenaar. “

Ik kreeg toch vaag het vermoeden dat hij met mijn kloten zat te jongleren.  Ik had geen idee wat voor wartaal er uit zijn frak rolde. Het was overduidelijk dat er geen land te breien viel met deze gast. “ Wat zit je nu te raaskallen man! Ik heb zonet een paar van die zogenaamde kunstwerken van je aan de muur zien hangen en ze zijn werkelijk niet om aan te gluren.  Waar baseer je je theorie op dat je een door de wol geverfde kunstenaar bent? “

“ Kijk! Daar! “ en hij priemde zijn vinger richting een hoek.

“ Daar “ riep hij nogmaals. “ Daar loopt het bewijs. Dat heeft me geverfd.”

In de verte zag ik een vrouwmens verkleed als een bolletje wol met een penseel en een pot crimson blue in haar knuisten wegsluipen. Hij was leuk. Ik kan niet anders zeggen dat ie origineel was. Ik besloot mijn vertrek nog even uit te stellen en graaide een fles wijn van de bar. Het viel nochtans niet tegen allemaal.


Ik besloot een rondje te maken en wat van die Ikea schilderijen te bekijken. Echt enthousiast werd ik er niet van. Het was inmiddels bloedheet in het zaaltje geworden. Door de opwarming van de aarde was de temperatuur twee graden hoger dan de verwachting op het tijdstip dat de uitnodigingen werden verstuurd. De thermometer tikte en moment de dertig graden aan. Ik tuurde naar een schilderij van een streep toen ik gehijg en gezucht achter me hoorde. Ik draaide me om en keek in de zweterige ogen van een zwaar oncomfortabel uitziende kerel. Zijn ogen waren bijkans de enige lichaamsdelen die ik te zien kreeg. De rest zat ingepakt in alles behalve zomerkleding. Hij had moonboots, een skibroek, een skijas, dikke wollen handschoenen, een shawl en een muts aan en op. Het zweet gutste vanaf zijn hoofd omlaag, viel op de grond en liet er zoute plekken op achter. De Perzische kat die er al een tijdje rondliep nam het er goed van en likte de zoutplekken droog.

“ Wie of wat ben jij? “ vroeg ik hem.

“ Ik ben een kunstenaar, een schilder om precies te zijn, alleen hangen mijn schilderijen hier niet. “

“ Daar hoef je niet rouwig om te zijn “ probeerde ik hem op te monteren. “ De prutsers die de schilderijen gemaakt hebben die hier hangen verdienen het niet om kunstenaar genoemd te worden. “

“ Daar geef ik je gelijk in “ zei hij. “ Het zijn beginnende kunstenaars en ze zijn nog zoekende. Ik heb decennia ervaring en dat zie je ook in mijn schilderijen terug. “

“ Wat ben jij dan voor kunstenaar? “

“ Ik ben een doorgewinterde kunstenaar “ zei hij lachend.

Ik bekeek hem nog eens goed. Een doorgewinterde kunstenaar, een doorgewinterde kunstenaar. Ben ik er toch weer ingetuind! Ik begon het steeds leuker te vinden. De tentoonstelling was waardeloos, maar het alternatieve programma was grandioos. 


In een hoek stond een oude, kromme kerel die onder de vlekken en dikke gelei-achtige blaren zat. Hij leek wel een artefact uit het tijdperk van de pest. Driemaal is scheepsrecht. Ik heb het nu door, dacht ik.

Ik ging voor hem staan en riep : “ Ik weet wat je bent! “

“ Hoe bedoel je? “ vroeg ie.

“ Je bent een kunstenaar die gepokt en gemazeld is!!! “ en daarbij sloeg ik hem zo hard op zijn blote schouders dat de dikke blaren open sprongen en ik de geelbruine, warme pus tussen mijn vingers voelde lopen welke ik door het opspatten drie dagen later nog uit mijn oren kon scheppen.

“ Vandaal!!! “ krijste hij. “ Hoe durf je!!! Ik ben de kunstenaar die door zijn ziekte niet meer kan schilderen en ter ere van wie deze bijeenkomst is georganiseerd. De vlekfyfus heeft me het schilderen onmogelijk gemaakt! Ik keek om me heen. Gelukkig had vooralsnog niemand ons opgemerkt. Voordat hij nogmaals kon gaan krijsen sloeg ik hem tegen de vlakte en sleepte zijn zieke lijf achter de coulissen. Ik graaide twee flessen wijn van de bar en ging er vandoor als een dief in de nacht.

Foto : Raymond Swaep


Reacties

Populaire posts van deze blog

Trammetje 8

  Ik ben woonachtig in een stad die voornamelijk bekend staat om diens uiterlijk van glas en staal. Als niets ontziende speren schieten torens van glas, staal en beton de lucht in. Toch heeft mijn stad oude wijken waar de geschiedenis nog voelbaar en zichtbaar is. Een van die wijken is het Oude Noorden. Deze wijk is gelegen tussen de Noordsingel, de Bergweg, Noorderkanaalweg, Soetendaalsekade, Zwaanshals, Zwaanshalskade en de Zaagmolenkade. Een nauwe stadswijk omringd door een gordel van groen langs de Rotte en de Noordsingel. E r is iets met deze wijk. Als er afscheid wordt genomen van de zomer en de dagen korter en korter worden gebeuren er dingen die niet te begrijpen zijn. Mensen die het hebben meegemaakt en het hebben proberen te verklaren zijn volkomen krankzinnig naar het gekkenhuis afgevoerd. Hoewel ik zelf nooit getuige ben geweest van vreemde gebeurtenissen kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Vooral als ik tegen zonsondergang op één van mijn lievelingsplekken sta: op de

Dat is dan vijfentwintig cent.

    Ik loop richting de Coolvest, draai me om en kijk de Raamstraat in. Nog een paar weken en dan wordt de Zandstraatbuurt gesloopt. Eindelijk heeft Burgemeester Zimmerman dan zijn zin gekregen. De paupers zullen als ratten uit hun holen verjaagd worden. De krotten worden gesloopt en een nieuw stadhuis en modern postkantoor zullen ervoor in de plaats verschijnen. Er moet een stadsboulevard van allure komen. Het zal mij benieuwen. Wat zal ik de wijk gaan missen. Ontelbare uren heb ik er in de groezelige bierhuizen doorgebracht met een glas donker bier in mijn hand en een pak kaarten in mijn binnenzak. Het leven hier ligt mijlenver van dat van mij aan de Leuvehaven. De wereld van de Zandstraatbuurt, de wereld van de sloebers, alcoholisten, souteneurs, hoeren en ander gespuis. Ik veracht ze, maar oh wat heb ik ze nodig om me goed te voelen. Het geluk heeft me toegelachen  vanavond  tijdens het kaarten. Minstens vijfentwintig guldens rammelen in mijn zak. De laatste partij hebben ze me mo

Schipper mag ik overvaren?

  “Twee keer een overtocht, dat is dan samen zeven euro en vijftig cent mijnheer.“ “ Zeven euro vijftig voor twee tickets mijnheer.“ “ Euh….Sorry? Wat? “ “Voor de overtocht. Zeven euro vijftig.“ “Ja natuurlijk. Hier. Ik was even aan het dagdromen.“ “Zijn we weer op aarde eenzame fietser?,“ hoor ik achter me. Ik draai me om en kijk in het lachende gezicht van Ome Beertje. Op zijn blakende hoofd zit een pet van Sankt Pauli. “Je zat zeker weer in een andere dimensie,“ grijnst hij. “Een soort van Ome Beertje hahaha." Ome Beertje is mijn grote vriend. We kennen elkaar al zo lang dat we eigenlijk niet meer weten wanneer we in elkaars leven zijn verschenen. We hebben dezelfde humor en houden beide van contempleren. Ome Beertje beheerst het contempleren tot in de finesses en heeft mij er veel over geleerd. “De mens is een dwaasheid “ zeggen we altijd. “De mens wil altijd meer, maar meer is niet altijd beter.“ zeggen we ook vaak. Ondanks het feit dat de mensen steeds maar o