Doorgaan naar hoofdcontent

U bestaat niet.

 



Beste lezers.

Ik ben recent tot de conclusie gekomen dat mijn schrijfsels nooit onder uw ogen zijn gekomen. Niet omdat u geen interesse had, maar om de doodeenvoudige reden dat u niet bestaat. Het feit dat ik me nu tot u richt is dan ook volkomen zinloos.

Net als u dool ik al jarenlang rond in een leven dat niets meer dan een droom blijkt te zijn. Een droom die een verlengstuk zou moeten zijn van een bestaand leven. Alleen bestaat dat leven niet. Nu denkt u vast dat ik een aan alle kanten rammelend verhaal ga afdraaien over metafysica. Dit kan niet aangezien metafysica zich bezighoudt met de aard van de werkelijkheid en wat er achter deze werkelijkheid zit. En daar wringt nu net de schoen. Er bestaat namelijk geen werkelijkheid en ik ga u dit proberen uit te leggen aan de hand van de inzichten die ik heb gekregen na een ontmoeting met een persoon, of wat het ook moest voorstellen. Een ontmoeting die geen droom was en dus niet heeft plaatsgevonden. Er is namelijk geen realiteit.

Op een herfstochtend loop ik door een nevelig niemandsland. Gele en rode blaadjes vallen in slow motion van de in herfstkleuren getooide bomen. Spinrag hangt tussen knoestige boomstammen en de grond is bezaaid met eikels, dode bladeren en kastanjes. Het zicht reikt nergens verder dan een meter of twintig. Een rijzige man met een grijze baard komt me tegemoet. Hij draagt een grijze mantel of is het de nevel die hem omringt? Dit is moeilijk te zien.

‘Goedemorgen,’ zeg ik.

‘Goedemorgen Eenzame Fietser,‘ zegt hij.

‘Hoe weet u mijn naam? ‘

‘Het staat op je voorhoofd geschreven.’

‘Ik ben aan het wandelen,’ zeg ik.

‘Dat denk je maar,’ zegt hij lachend. Je zit in een droom.'

Hier heb ik eigenlijk helemaal geen zin in denk ik.

‘Ok,’ zeg ik.’ ‘En als ik nu dan droom, wanneer en waar leef ik dan? ‘

‘Dat is nu net het heikele punt. Je leeft niet, je bestaat niet, er is alleen een droom. ‘

‘Dat kan niet,’ dien ik hem van repliek. ‘Ik leef nu, nu in deze tijd.’

‘Wat zijn de vormen van de tijd? ‘ vraagt hij.

‘Simpel,’ zeg ik. ‘Je hebt verleden, heden en toekomst en momenteel zit ik in het heden. ‘

‘Kijk hier ga je nu de fout in en ik zal het je proberen uit te leggen.‘ Mijn nieuwsgierigheid overwint het. Ik ga op een boomstronk zitten en begin naar hem te luisteren.

‘ Volgens jouw logica zit het heden ingeklemd tussen het verleden en de toekomst. Laten we even jouw standpunt innemen en ervan uitgaan dat je je momenteel in het heden bevindt. Wat zou er zich dan volgens jou daarvoor bevinden? Inderdaad: het verleden. Alleen is dat verleden iets wat er niet is. Het is iets wat jij ervaart, maar niet concreet aan te duiden is. Aan de andere kant van het heden zou volgens jou de toekomst zijn. De toekomst is een beeld wat zich in jouw hoofd heeft gevormd. Het bestaat niet, het is niet concreet aanwezig. Het enige punt wat bestaansrecht heeft zou dan dus het heden zijn. Volgens jouw denkwijze zou een nanoseconde heden na die nanoseconde al moeten resulteren in een nanoseconde verleden. We hebben net gezien dat verleden niet bestaat. De nanoseconde heden is ook nooit een nanoseconde toekomst geweest. We hebben net ook gezien dat toekomst niet bestaat. De enige uitweg zou nog kunnen zijn dat je je dan alleen maar in het heden bevindt. Dat kan niet, want volgens jullie maatstaven en beredenering van tijd zou het heden dan geen tijd hebben en dus feitelijk ook niet bestaan. Eenvoudig gezegd is het heden dan nul seconden. Het heden bestaat dus niet, wat jij ervaart bestaat niet. U bestaat niet.’

Het duizelt me. Ik staar naar de grond en laat zijn betoog op me inwerken. Het begint beetje bij beetje bij me in te dalen. Het is een ingewikkeld verhaal, maar als je het heel nuchter bekijkt dan heeft hij wel een punt. Er rest me echter nog een prangende vraag.

‘Als ik niet besta en alleen voorkom in een droom, wiens droom ben ik dan? ‘ Ik kijk om me heen. Hij is weg, de nevel is ook weg. Was het dan een droom? Zit ik dan toch al heel mijn leven in een droom? 

Ik wandel verder en kom uit bij een dorpje. Ik nestel me op het terras van het luxe restaurant dat het dorpje rijk is. ‘Doet u mij maar een dozijn oesters, een fles Chablis, een bord blanquette de veau met een fles Saint-Veran en Crêpes Suzette met een glas Louis XIII. Ik laat me de boel goed smaken en na twee uur vraag ik de rekening. Honderdvijftig euro, dat is niet misselijk voor een lunch. Ik sta op, schuif de stoel aan en loop weg zonder te betalen. Ik besta niet, dus wat zal ik me druk maken?


Foto : www.kijkmagazine.nl


Reacties

Populaire posts van deze blog

Trammetje 8

  Ik ben woonachtig in een stad die voornamelijk bekend staat om diens uiterlijk van glas en staal. Als niets ontziende speren schieten torens van glas, staal en beton de lucht in. Toch heeft mijn stad oude wijken waar de geschiedenis nog voelbaar en zichtbaar is. Een van die wijken is het Oude Noorden. Deze wijk is gelegen tussen de Noordsingel, de Bergweg, Noorderkanaalweg, Soetendaalsekade, Zwaanshals, Zwaanshalskade en de Zaagmolenkade. Een nauwe stadswijk omringd door een gordel van groen langs de Rotte en de Noordsingel. E r is iets met deze wijk. Als er afscheid wordt genomen van de zomer en de dagen korter en korter worden gebeuren er dingen die niet te begrijpen zijn. Mensen die het hebben meegemaakt en het hebben proberen te verklaren zijn volkomen krankzinnig naar het gekkenhuis afgevoerd. Hoewel ik zelf nooit getuige ben geweest van vreemde gebeurtenissen kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Vooral als ik tegen zonsondergang op één van mijn lievelingsplekken sta: op de

Dat is dan vijfentwintig cent.

    Ik loop richting de Coolvest, draai me om en kijk de Raamstraat in. Nog een paar weken en dan wordt de Zandstraatbuurt gesloopt. Eindelijk heeft Burgemeester Zimmerman dan zijn zin gekregen. De paupers zullen als ratten uit hun holen verjaagd worden. De krotten worden gesloopt en een nieuw stadhuis en modern postkantoor zullen ervoor in de plaats verschijnen. Er moet een stadsboulevard van allure komen. Het zal mij benieuwen. Wat zal ik de wijk gaan missen. Ontelbare uren heb ik er in de groezelige bierhuizen doorgebracht met een glas donker bier in mijn hand en een pak kaarten in mijn binnenzak. Het leven hier ligt mijlenver van dat van mij aan de Leuvehaven. De wereld van de Zandstraatbuurt, de wereld van de sloebers, alcoholisten, souteneurs, hoeren en ander gespuis. Ik veracht ze, maar oh wat heb ik ze nodig om me goed te voelen. Het geluk heeft me toegelachen  vanavond  tijdens het kaarten. Minstens vijfentwintig guldens rammelen in mijn zak. De laatste partij hebben ze me mo

Schipper mag ik overvaren?

  “Twee keer een overtocht, dat is dan samen zeven euro en vijftig cent mijnheer.“ “ Zeven euro vijftig voor twee tickets mijnheer.“ “ Euh….Sorry? Wat? “ “Voor de overtocht. Zeven euro vijftig.“ “Ja natuurlijk. Hier. Ik was even aan het dagdromen.“ “Zijn we weer op aarde eenzame fietser?,“ hoor ik achter me. Ik draai me om en kijk in het lachende gezicht van Ome Beertje. Op zijn blakende hoofd zit een pet van Sankt Pauli. “Je zat zeker weer in een andere dimensie,“ grijnst hij. “Een soort van Ome Beertje hahaha." Ome Beertje is mijn grote vriend. We kennen elkaar al zo lang dat we eigenlijk niet meer weten wanneer we in elkaars leven zijn verschenen. We hebben dezelfde humor en houden beide van contempleren. Ome Beertje beheerst het contempleren tot in de finesses en heeft mij er veel over geleerd. “De mens is een dwaasheid “ zeggen we altijd. “De mens wil altijd meer, maar meer is niet altijd beter.“ zeggen we ook vaak. Ondanks het feit dat de mensen steeds maar o