Doorgaan naar hoofdcontent

Het personeelsfeest werd pas een feest……………………toen ik weer naar huis ging.

 


Ik heb niet zoveel met personeelsfeesten. Al die gemaakte gezelligheid, het kan me niet echt bekoren. Feesten met mensen die je bij voorbaat al niet kunt velen. Toch ben ik lang, heel lang geleden een keer op zo’n feest geweest.

Ik werkte op het hoofdkantoor van een handelsfirma. Naast het hoofdkantoor had het bedrijf diverse regiokantoren in den lande. Het feest werd georganiseerd in mijn woonplaats, de stek waar ook het hoofdkantoor was gevestigd.
Midden in de stad was de feestlocatie nu ook niet echt. De hut waar het feest zou plaatsvinden was gelegen op een afgelegen bedrijventerrein tegen de scherpe randen van Zuid. Het was wonderbaarlijk hoe ze de woorden feest en locatie aan elkaar hadden te weten koppelen. Een flinterdunne uitspanning van spaanplaat in een troosteloze omgeving, meer was het niet.

De locatie was niet echt gelukkig gekozen, compleet verstoken van openbaar vervoer. Parkeerruimte was er echter zat. Ik vroeg me af hoe iedereen na het feest naar huis zou gaan. Mijn collega’s stonden nu niet echt bekend als bedeesde drinkers. Het feest begon om 20.00 uur met een buffet waarna, hoe verrassend, een band voor de muzikale omlijsting zou zorgen. Om drie uur in de ochtend diende ieder zich weer richting huis te begeven.

Om 19.00 uur sprong ik op mijn fiets richting de feestlocatie. Het werd een barre tocht met wind tegen en een knarsende ketting. Ik had er misschien verstandig aangedaan de ketting te smeren alvorens op de fiets te stappen. Volkomen uitgewoond kwam ik om 19.45 aan, net op tijd om de diverse touringcars met personeelsleden uit de provincie te zien arriveren. Ik heb zelden zo’n gelukkig stel mensen bij elkaar gezien, al zullen de lege flessen wodka in de bussen daar mede debet aan zijn geweest. Hoe kun je zo gelukkig zijn op zo’n deprimerende stek vroeg ik me af. Zullen ze ook de polonaise inzetten bij een openbare ophanging tijdens een begrafenisceremonie? Het zou me niet verbazen.
De collega’s hadden mij inmiddels in de smiezen gekregen en stapten breed lachend op me af. Alsof ik hun beste vriend was vlogen ze me in de armen. De Chef de Bureau van afdeling de Achterhoek, die ik de dag tevoren door de telefoon nog de wind van voren had gegeven met de woorden : Drie eeuwen inteelt produceert een uiterlijk wat een mannequin is vergeleken met het stuk oedeem wat op jouw schouders rust, kon zijn tranen amper bedwingen. Pol Pot en zijn maten van de Rode Khmer hadden dagen dat ze hun vijanden minder haatten dan ik mijn collega’s en vice versa. En dan toch die blijdschap, wonderbaarlijk.

Eenmaal binnen kregen we een flute ‘champagne’ in de handen gedrukt. ‘Champagne’ die, had ik reeds gezien, vanuit kartonnen pakken de flutes in werd geperst. Het was de bedoeling na de speech van de CEO met elkander het glas te heffen. Gelukkig stond de CEO niet bekend als een vlotte babbelaar zodat we na vijf minuten hakkelen de flutes met ‘champagne’ aan de mond konden zetten. Het viel niet mee en dan druk ik me nog zacht uit. Na de eerste slok kreeg ik al een wegtrekker. Gelukkig stond er voor me een arbeider met een oversized hoodie. Discreet en zonder geluid liet ik de vomit in zijn hoodie glijden. De arbeider zou voor een onaangename verrassing komen te staan buiten tijdens het roken van een peuk onder zijn hoodie.

Het buffet werd in gereedheid gebracht en ik was in de tussentijd even wat frisse lucht gaan happen. Recupereren na de ‘champagne’ was noodzakelijk. Even dacht ik dat het was gaan misten, maar het bleek de rook te zijn die de buffetchefs produceerden. Na zich het apezuur gerookt te hebben stiefelden ze richting het buffet, wat een der hoogtepunten van de avond moest gaan worden. Bij nader inzien niet op het gebied van eten, maar wel qua bloeddruk. Walmen zout en vet sloegen in je gezicht als je langs het buffet liep. Bakken met borrelende, bewegende, trillende en stinkende substanties werden gretig leeggeschept door het aanwezige plebs. Ik sloeg de eerste dertig bakken over en belandde aan het einde van het buffet bij het brood. Een van de zich het apezuur rokende buffetchefs had zijn donkerbruine nicotine vingers om een brood gevouwen en hakte er stukken af met een bot mes. Ook het brood sloeg ik over en ik ging stilletjes in een hoek zitten.

Met veel tamtam werd de band aangekondigd. Zeskoppig met een zangeres. Van een afstand zag ze er prachtig uit. Haar mooie, Slavische gezicht was perfect parallel geproportioneerd welk aanzien bij het dichterbij treden enigszins werd verstoord door de naar de kin doorlopende bakkebaarden. Aan de tongval te horen kwam ze uit de negorij Limburg. De ‘proza ‘ die ze al lallend voordroeg had deze negorij ook nooit verlaten. Liedjes over bingo, de in de jaren vijftig gesloten steenkolenmijnen, de nieuwe Prins Carnaval en Fortuna Sittard. Wie zat daar nu op te wachten? Ik in ieder geval niet. Ik keek op de klok en zag dat het al 21.20 was. Hoogste tijd om te vertrekken.

Gelukkig had ik op de terugweg windje mee. Ik zoefde het Oude Noorden in op weg naar de mooiste bruine kroeg van de wijk. Ik wierp een blik door de beslagen ramen, opende de deur en liep richting de bar. Geroezemoes en The Heart Of Saturday Night van Tom Waits vulde de ruimte.
‘Doe maar mij een Dubbele Bruine van Westmalle, ‘ zei ik tegen de Kastelein. De volgende tien minuten zat ik zwijgend en voor me uitstarend aan de toog.
‘Personeelsfeestje?, vroeg de Kastelein.
' Yep' .
‘Hier. Deze is van het huis. Je zal het wel zwaar gehad hebben. ‘


Foto : www.gelderlander.nl

Reacties

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Trammetje 8

  Ik ben woonachtig in een stad die voornamelijk bekend staat om diens uiterlijk van glas en staal. Als niets ontziende speren schieten torens van glas, staal en beton de lucht in. Toch heeft mijn stad oude wijken waar de geschiedenis nog voelbaar en zichtbaar is. Een van die wijken is het Oude Noorden. Deze wijk is gelegen tussen de Noordsingel, de Bergweg, Noorderkanaalweg, Soetendaalsekade, Zwaanshals, Zwaanshalskade en de Zaagmolenkade. Een nauwe stadswijk omringd door een gordel van groen langs de Rotte en de Noordsingel. E r is iets met deze wijk. Als er afscheid wordt genomen van de zomer en de dagen korter en korter worden gebeuren er dingen die niet te begrijpen zijn. Mensen die het hebben meegemaakt en het hebben proberen te verklaren zijn volkomen krankzinnig naar het gekkenhuis afgevoerd. Hoewel ik zelf nooit getuige ben geweest van vreemde gebeurtenissen kan ik me daar wel iets bij voorstellen. Vooral als ik tegen zonsondergang op één van mijn lievelingsplekken sta: op de

Dat is dan vijfentwintig cent.

    Ik loop richting de Coolvest, draai me om en kijk de Raamstraat in. Nog een paar weken en dan wordt de Zandstraatbuurt gesloopt. Eindelijk heeft Burgemeester Zimmerman dan zijn zin gekregen. De paupers zullen als ratten uit hun holen verjaagd worden. De krotten worden gesloopt en een nieuw stadhuis en modern postkantoor zullen ervoor in de plaats verschijnen. Er moet een stadsboulevard van allure komen. Het zal mij benieuwen. Wat zal ik de wijk gaan missen. Ontelbare uren heb ik er in de groezelige bierhuizen doorgebracht met een glas donker bier in mijn hand en een pak kaarten in mijn binnenzak. Het leven hier ligt mijlenver van dat van mij aan de Leuvehaven. De wereld van de Zandstraatbuurt, de wereld van de sloebers, alcoholisten, souteneurs, hoeren en ander gespuis. Ik veracht ze, maar oh wat heb ik ze nodig om me goed te voelen. Het geluk heeft me toegelachen  vanavond  tijdens het kaarten. Minstens vijfentwintig guldens rammelen in mijn zak. De laatste partij hebben ze me mo

Schipper mag ik overvaren?

  “Twee keer een overtocht, dat is dan samen zeven euro en vijftig cent mijnheer.“ “ Zeven euro vijftig voor twee tickets mijnheer.“ “ Euh….Sorry? Wat? “ “Voor de overtocht. Zeven euro vijftig.“ “Ja natuurlijk. Hier. Ik was even aan het dagdromen.“ “Zijn we weer op aarde eenzame fietser?,“ hoor ik achter me. Ik draai me om en kijk in het lachende gezicht van Ome Beertje. Op zijn blakende hoofd zit een pet van Sankt Pauli. “Je zat zeker weer in een andere dimensie,“ grijnst hij. “Een soort van Ome Beertje hahaha." Ome Beertje is mijn grote vriend. We kennen elkaar al zo lang dat we eigenlijk niet meer weten wanneer we in elkaars leven zijn verschenen. We hebben dezelfde humor en houden beide van contempleren. Ome Beertje beheerst het contempleren tot in de finesses en heeft mij er veel over geleerd. “De mens is een dwaasheid “ zeggen we altijd. “De mens wil altijd meer, maar meer is niet altijd beter.“ zeggen we ook vaak. Ondanks het feit dat de mensen steeds maar o