Een tijd geleden zat ik voor mijn huis op een campingstoel te contempleren toen ik in de verte een rijzige mannelijk gestalte aan zag komen lopen. Niet geheel verrassend was hij in het bezit van een lange, grijze baard.
‘Is u aan het contempleren? ‘ vroeg hij aan me toen hij voor me stond.
‘Zeker,’ zei ik. ‘Soms is het gewoon even nodig.’
‘Precies,’ zei hij. ‘Soms moet je de boel gewoon weer even overzien, hoe alles voor je in elkaar steekt, wat je perceptie is en wat jouw waarheid is in deze tijd van horizonvervuiling. ‘
‘Hoe bedoelt u? ‘
‘Dat van die horizonvervuiling?’
‘Euh….nee. Eigenlijk alles wat u net zei.'
Hij ging naast me op de grond zitten, maar omdat hij zo rijzig was zaten we toch op dezelfde hoogte.
‘Ben je op de hoogte van de grot van Plato? ‘
‘ Euh ja. Dat ken ik wel. ‘
‘Ben je het met me eens dat voor zowel voor de geketenden in de grot, die de schaduwen van de mensen die achter hun voorbij lopen zien, als de passanten, die de geketenden in de grot zien zitten, de ware waarheid is? ‘
‘Ja…..ik denk het wel. ‘
‘Je moet niet denken, je moet zeker weten. Natuurlijk zijn beide waarheden de ware waarheid. Ze kennen beide namelijk geen andere waarheid, sterker nog, ze zijn zich totaal niet bewust van een andere waarheid. Je perceptie bepaalt de waarheid. Wat jij voelt, ziet of denkt is jouw en dus dé waarheid.’
‘Maar hoe zit dat dan met die horizonvervuiling?’
‘Horizonvervuiling is niks anders dan een zooi stellingen, dogma’s, hersenspinsels enzovoort die buiten jouw perceptie en waarheid liggen. Het heeft niks met jou te maken, het is vervuiling. ‘
Het begon me flink te duizelen. Dit ging duidelijk boven mijn pet. ‘Kunt u een voorbeeld noemen? ‘
‘Ok. Ik heb hier een heel , heel simpel voorbeeld. Wat is dit en welke kleur heeft het? ‘
Hij legde een groene tennisbal voor me neer.
‘Dit is een groene tennisbal. ‘
‘Ok. Laten we het nu alleen even over de kleur hebben. Hoe weet je dat die groen is en wat is groen voor jou? ‘
‘ Dat weet ik omdat ik dat geleerd heb. Gras is bijvoorbeeld ook groen.’
‘Je hebt helemaal gelijk. De bal is voor jou groen zoals je de kleur groen hebt geleerd. Je weet niet beter. Toch heb je in mijn opinie ongelijk. ‘
‘Hoezo? ‘
‘ De bal is namelijk geel. ‘
‘Geel? ‘
‘Ja geel. Ik weet niet beter dan dat de kleur die de bal heeft geel is. Ik heb het zo geleerd. Het is mijn waarheid. Zolang verschillende waarheden elkaar niet kruisen zal er geen discussie zijn. Raken ze elkaar, dan begint de ellende en wordt het hommeles en raken mensen in de war. Om niet in de war te raken is het belangrijk dat mensen overtuigd blijven van hun eigen waarheid en van andere waarheden wegblijven. Ik ben daar een Meester in, maar ik zit ook regelmatig in een donkere put om niet met andere zgn waarheden in contact te komen.'
Ik sloot mijn ogen en liet de boel even op me inwerken. Toen ik mijn ogen open deed zag ik dat hij niet meer naast me zat. Had ik het allemaal gedroomd of was het mijn eigen waarheid?
Ik kon die nacht de slaap niet vatten en moest steeds denken aan die put waar hij het over had. Misschien zou ik ook eens zo’n put moeten graven en er een flinke tijd in gaan zitten. Mijn eigen waarheid onder ogen zien.
De volgende dag belde ik mijn chef, een minkukel buitencategorie, en meldde hem dat hij een jaar sabbatical voor me kon noteren. Toen ik ophing hoorde ik hem nog lafjes door de telefoon protesteren, maar gedane zaken nemen echter geen keer.
Ik kocht bij de Action tweehonderd weckpotten en een regenton en ging aan de slag. Twintig ritjes naar de markt leverden me genoeg fruit, groente, granen, vis en vlees op om maaltijden te maken en hiermee de weckpotten te vullen. Hierna huurde ik bij Boels een graafmachine en maakte in de tuin een put van tien meter diep met een vloeroppervlakte van zestien vierkante meter. Ik takelde de weckpotten naar beneden en stapelde deze tegen twee zijden, honderd potten per zijde. De regenton met een inhoud van tweehonderd liter zette ik aan de rand van de put. Middels een ingenieus systeem kon ik via een slang beneden in de put regenwater uit de ton tappen. Ik had inmiddels ook wat reservekleding in de put laten zakken. Bleef over het probleem van de ontlasting. Plassen was niet zo’n probleem. Het absorbtievermogen van klei is redelijk te noemen. Drukken was een ander verhaal. Ik had een katapult in elkaar geknutseld en het idee was om de opgevangen drollen naar boven te katapulteren en wel op zo’n manier dat deze midden tussen de varens zouden belanden. Een gevalletje win win. Geen troep in de put en mest voor de varens.
De eerste proefsessies gingen niet van een leien dakje. Na het eerste schot hoorde ik in plaats van geritsel van varens een ferme klets en hartstondig vloeken. De faeces was boven op de kale klets van de buurman beland. Na de kat van de buren, de buurvrouw en de net gebaarde baby ook geraakt te hebben had ik na drie dagen de juiste afstelling van de katapult gereed.
Het werd tijd om afscheid van de buren te nemen. ‘Waar ga je heen?‘ vroeg de buurman. ‘Ik ga een rondreis door Centraal – Azië maken,‘ zei ik terwijl ik naar de bruine wijnvlek op zijn kale hoofd tuurde. ‘De landen die ik ga bezoeken zijn Oezbekistan, Kirgistan, Tadzjikistan, Kazachstan en Turkmenistan. In Kazachstan ga ik het geboortedorp van Borat bezoeken. Hierna reis ik door naar Mongolië, ga daar enkele maanden in een yurt contempleren en hou me in leven met geitenmelk.' ‘Interessant, interessant,‘ mompelde hij. ‘ Anders, maar interessant. ‘ Om 23.30 uur daalde ik af in de put. Moe maar voldaan rolde ik in mijn slaapzak en sliep binnen een minuut in.
De volgende dag ( Was het wel de volgende dag? Ik had geen horloge bij me. Het kon net zo goed twee of drie dagen later zijn. ) werd ik fris wakker en zag tien meter boven me een stuk blauwe lucht. Doordat de put zo diep was drongen geluiden er niet in door. Alsof ik in een vacuüm leefde, verstoken van alles en iedereen. De tijd verstreek. Ik hield me in leven met de maaltijden uit de weckpotten, katapulteerde zo nu en dan een drol naar boven, contempleerde en staarde voor me uit. Dit was mijn wereld geworden, de wereld van het niets, mijn waarheid. Heel langzaam begonnen de wijze woorden van de oude man bij me in te dalen. Wat hij had gezegd was waar, de waarheid is wat jij ziet, voelt en hoort, de rest is projectie. Mijn waarheid was een wereld van totale stilte en leegte. Steeds sterker begon ik in die nieuwe wereld te geloven en stap voor stap verdween mijn oude wereld naar de achtergrond.
Toen er nog tien volle weckpotten over waren begon ik het plan te vatten weer terug te gaan. Op de een of andere manier was het liftje er niet meer. Ik had geen idee hoe lang deze al weg was, alsof ie er nooit was geweest. In al die tijd had ik me fit gehouden door mezelf op de vingers op te drukken. Hierdoor had ik ijzersterke knuisten ontwikkeld. Nadat ik de laatste weckpot had geleegd begon ik aan de klim naar boven, mijn knuisten in de klei hakend.
Was ik verrast toen ik boven kwam? Eigenlijk niet. Ik heb geen beeld meer van mijn oude wereld en de vraag is of deze überhaupt ooit heeft bestaan. Mijn wereld is die van het niets, het lege. Ik sta aan de rand van de put en kijk over een eindeloze lege vlakte van klei. Er is niets te bekennen, geen mens, geen huis, geen beschaving, geen boom, alleen maar een oneindige grijze massa. De enige andere kleur die ik ontwaar is het blauw van de lucht, net als in de put.
Ik ben gaan lopen en ik loop nog steeds. Tegen beter weten in hoop ik onderweg gevulde weckpotten te vinden. Langzaam nemen mijn krachten af, ik weet niet hoe lang ik het nog ga volhouden. Soms hoor ik in de lucht een stem, een stem als die van de oude, wijze man.
De wereld waarin je leeft is de wereld zoals jij deze ziet en voelt. Dat is de enige waarheid.
Het lijkt wel een levensles, maar de vraag is of ik er wat aan ga hebben. Ik ben zo moe, ik heb zo’n dorst en sterf van de honger.
Reacties
Een reactie posten